Statenvertaling.nl

sample header image

Romeinen 16 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Romeinen 16

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 De apostel recommandeert Febe aan de gemeente van Rome. 3 En groet met namen enigen van de bijzonderste broeders en zusters in dezelve gemeente, prijzende hun godzaligheid. 17 Vermaant de Romeinen dat zij zich wachten voor de aanrichters van tweedracht en ergernissen, en dat zij wijs zijn in het goede. 20 Belovende dat God den satan onder hun voeten zal vertreden. 21 Groet de gemeente vanwege enige broeders, die bij hem waren. 24 En eindelijk besluit hij dezen zendbrief met een wens en lofprijzing Gods over de overvloedige openbaring van het Evangelie.
 
Aanbeveling van Fébe. Groeten
1 EN ik 1beveel u Fébe, onze 2zuster, die 3een dienares is der gemeente die te 4Kenchreeën is;
1 Dat is, recommandeer.
2 Namelijk in Christus.
3 Namelijk niet in den dienst van prediken; want die wordt aan de vrouwen verboden, 1 Kor. 14:34. 1 Tim. 2:12; maar óf een diacones, die de kranken verzorgde, 1 Tim. 5:9, 10; óf, hetwelk waarschijnlijker is, die de gemeente diende in het ontvangen en herbergen van de verjaagde Christenen, en ook van de apostelen en leraars, gelijk blijkt uit het volgende vers. verwijsteksten
4 Een haven van Korinthe. Zie van deze plaats Hand. 18:18. verwijsteksten
 
2 Opdat gij haar 5ontvangt 6in den Heere, 7gelijk het den heiligen betaamt, en haar 8bijstaat in wat zaak zij u zou mogen vandoen hebben; want zij is 9een voorstandster geweest van velen, ook van mijzelven.
5 Dat is, herbergt en vriendelijk bejegent.
6 Dat is, om des Heeren wil, of: in des Heeren Naam.
7 Dat is, gelijk haar, die een heilige en godzalige vrouw is, en ook ulieden, die vrome Christenen zijt, betaamt. Gr. waardiglijk den heiligen.
8 Namelijk met raad en daad, om haar te helpen verrichten haar zaken, die zij te Rome te doen heeft.
9 Of: herbergster, namelijk die vele verjaagde Christenen in haar huis heeft ontvangen. Zie 1 Tim. 5:10. Het schijnt dan dat zij een welgestelde vrouw geweest is. verwijsteksten
 
3 aGroet 10Priscilla en 11Áquila, mijn 12medewerkers in Christus Jezus,
a Hand. 18:2, 26. verwijsteksten
10 De huisvrouw van Aquila, die een zeer kloeke en godzalige vrouw was.
11 De man van Priscilla, een tentenmaker uit Pontus. Zie van beiden Hand. 18:2, enz. 1 Kor. 16:19. 2 Tim. 4:19. Dezen waren tevoren uit Rome verdreven door het gebod van den keizer Claudius, en waren te Korinthe, als Paulus daar kwam, Hand. 18:2. En alzo hier blijkt dat zij nu wederom te Rome waren, zo schijnt wel dat de apostel tweemaal te Korinthe is geweest; want deze zendbrief is uit Korinthe geschreven. verwijsteksten
12 Namelijk in het verbreiden der evangelische leer, waarin zij naar hun gelegenheid en beroeping het beste deden.
 
4 Die voor mijn 13leven 14hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik dank, maar ook 15al de gemeenten der heidenen.
13 Gr. ziel. Zie Matth. 2:20. verwijsteksten
14 Gr. hun hals ondergesteld hebben, dat is, hun leven gewaagd hebben. Dit is geschied óf in den oploop te Korinthe tegen Paulus, Hand. 18:12, óf in den oploop te Efeze, Hand. 19:23, alwaar zij toen met Paulus waren, Hand. 18:18. verwijsteksten
15 Overmits dezelve daardoor verkregen hebben die weldaad, dat ik nog in het leven ben gebleven om dezelve te leren en te versterken.
 
5 Groet ook 16de gemeente in hun huis. Groet Epénetus, mijn 17beminde, die 18de eersteling is 19van Acháje in Christus.
16 Dat is, de gelovigen die óf tot hun huisgezin behoorden, óf die in hun huis vergaderden. Zie Kol. 4:15. Filem. vs. 2. verwijsteksten
17 Namelijk om zijn bijzondere godzaligheid.
18 Dat is, die een van de eersten is die ik door mijn predicatie tot het geloof gebracht heb. Zie Rom. 11:16. 1 Kor. 15:20; 16:15. verwijsteksten
19 Dat is, van al de gelovigen die in Achaje zijn.
 
6 Groet Maria, die veel voor 20ons 21gearbeid heeft.
20 Dat is, voor de gelovigen, en voornamelijk voor de leraars.
21 Namelijk met hen te herbergen, en andere diensten te doen.
 
7 Groet Andrónikus en Júnias, 22mijn magen en mijn 23medegevangenen, welke vermaard zijn onder 24de apostelen; die ook 25vóór mij 26in Christus geweest zijn.
22 Dat is, Joden van mijn maagschap.
23 Dat is, die ook mede gelijk als ik om des Evangelies wil gevangen zijn geweest, Kol. 4:10. Filem. vs. 23. verwijsteksten
24 Dat is, onder degenen die het Evangelie hier en daar prediken. Want dit woord wordt niet alleen den twaalf apostelen bijzonderlijk toegeschreven, maar ook somwijlen anderen leraars. Zie 2 Kor. 8:23. Of: welbekend bij de apostelen. verwijsteksten
25 Dat is, eer ik bekeerd ben geweest.
26 Dat is, tot de christelijke religie zijn bekeerd geweest.
 
8 Groet Amplias, mijn beminde 27in den Heere.
27 Dat is, omdat hij ook in den Heere gelooft.
 
9 Groet Urbánus, onzen medearbeider in Christus, en Stachys, mijn beminde.
10 Groet Apelles, die 28beproefd is in Christus. Groet hen die van het huisgezin van 29Aristobúlus zijn.
28 Dat is, die door vele gevaren en zwarigheden geoefend zijnde, oprecht is bevonden.
29 Het schijnt dat deze Aristobulus nog zelf geen Christen was, omdat de apostel hem niet doet groeten; doch het blijkt evenwel dat hij een bescheiden man is geweest, die de Christenen in zijn huisgezin leed.
 
11 Groet Heródion, 30die van mijn maagschap is. Groet hen die van het huisgezin van Narcissus zijn, degenen namelijk 31die in den Heere zijn.
30 Zie vers 7. verwijsteksten
31 Dat is, die Christenen zijn. Want die nog heidenen waren in dat huisgezin, die groet hij niet.
 
12 Groet Tryféna en Tryfósa, vrouwen 32die in den Heere arbeiden. Groet Persis, de beminde zuster, die veel gearbeid heeft in den Heere.
32 Zie vers 6. verwijsteksten
 
13 Groet Rufus, 33den uitverkorene in den Heere, en 34zijn moeder en 35de mijne.
33 Dat is, die een uitgelezen en bijzonder man is.
34 Namelijk naar de natuur.
35 Namelijk naar de liefde en affectie. Zie 1 Tim. 5:2. verwijsteksten
 
14 Groet Asýnkritus, Flégon, Hermas, Pátrobas, Hermes, en de broeders die met hen zijn.
15 Groet Filólogus en Júlia, Néreus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen die met henlieden zijn.
16 bGroet elkander 36met een heiligen kus. De gemeenten van Christus groeten ulieden.
b 1 Kor. 16:20. 2 Kor. 13:12. 1 Thess. 5:26. 1 Petr. 5:14. verwijsteksten
36 Dat is, met een kus van vrede en broederschap, met welken de gelovigen, naar het gebruik van die landen en tijden, elkander plachten te groeten. En wordt heilig genaamd, omdat zij niet uit vleselijke maar geestelijke liefde en zonder geveinsdheid gegeven worden, Gen. 29:11. verwijsteksten
 
Waarschuwing tegen valse leraars
17 cEn ik bid u, broeders, neemt acht op 37degenen die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer die gij van ons geleerd hebt, den wijkt af van dezelve.
c Kol. 2:8. Tit. 3:10. 2 Joh. vs. 10. verwijsteksten
37 Hij verstaat door dezulken zo andere ketters als degenen die de christelijke religie aangenomen hebbende, leerden dat de ceremoniën der wet nog noodzakelijk moesten onderhouden worden ter zaligheid. Zie Gal. 1:7. Filipp. 3:2. 1 Tim. 4:1. 2 Tim. 3:1, enz. Tit. 3:10. verwijsteksten
d Matth. 18:17. 2 Thess. 3:6. 2 Tim. 3:5. verwijsteksten
 
18 38Want dezulken 39dienen onzen Heere Jezus Christus niet, emaar 40hun buik, en verleiden door schoonspreken en prijzen fde harten 41der eenvoudigen.
38 Hij beschrijft dezelve, opdat zij mogen bekend en te beter gemeden worden.
39 Namelijk hoewel zij zich voor dienaars des Heeren uitgeven.
e Filipp. 3:19. verwijsteksten
40 Dat is, leren om vuil gewins wil, en om hun buik te verzadigen, 1 Tim. 6:5. Tit. 1:11. verwijsteksten
f Ez. 13:18. verwijsteksten
41 Gr. dergenen die niet kwaad zijn.
 
19 Want 42uw gehoorzaamheid is tot kennis van allen gekomen. Ik verblijd mij dan uwenthalve; gen ik wil dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het kwade.
42 Namelijk welke gij betoont in het aannemen van de leer des Evangelies, die hij geloof noemt, Rom. 1:8. Zie 1 Thess. 1:8. verwijsteksten
g Matth. 10:16. 1 Kor. 14:20. verwijsteksten
 
20 En 43de God des vredes zal 44den satan 45haast 46onder uw voeten verpletteren. 47De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen.
43 Zie Rom. 15:33. verwijsteksten
44 Namelijk die door zijn instrumenten u zoekt te verleiden.
45 Hetwelk hier wel begint, maar in het einde van deze wereld, hetwelk aanstaande is, Openb. 22:12, volkomenlijk zal geschieden. verwijsteksten
46 Dat is, doen dat gij hem door Christus zult volkomenlijk overwinnen. De apostel schijnt hier te zien op de eerste belofte des Evangelies, Gen. 3:15. Zie ook Openb. 12:11. verwijsteksten
47 Dezen wens gebruikt de apostel in al zijn zendbrieven. Zie 2 Thess. 3:17. verwijsteksten
 
Groeten van Paulus’ medearbeiders
21 U groeten hTimótheüs, mijn medearbeider, en iLucius en kJason en lSosípater, mijn bloedverwanten.
h Hand. 16:1. Filipp. 2:19. Kol. 1:1. 1 Thess. 3:2. 1 Tim. 1:2. verwijsteksten
i Hand. 13:1. verwijsteksten
k Hand. 17:5. verwijsteksten
l Hand. 20:4. verwijsteksten
 
22 Ik, Tertius, 48die den brief geschreven heb, groet u in den Heere.
48 Namelijk uit den mond van Paulus.
 
23 U groet 49Gajus, de 50huiswaard van mij en van de gehele gemeente. U groet mErástus, 51de rentmeester 52der stad, en de broeder Quartus.
49 Zie van hem Hand. 20:4. 1 Kor. 1:14. verwijsteksten
50 Dat is, die in zijn huis herbergde den apostel en andere gelovigen, die daar niet woonachtig waren. Zie vers 1. verwijsteksten
m Hand. 19:22. 2 Tim. 4:20. verwijsteksten
51 Of: bezorger, ontvanger. Zie Luk. 16:1. verwijsteksten
52 Dat is, van Korinthe, vanwaar de apostel dezen brief geschreven heeft.
 
24 53De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen.
53 Zie vers 20. De apostel herhaalt dezen wens wederom, om te tonen hoe nodig dezelve is, en dat deze brief uit grote toegenegenheid van hem is geschreven. verwijsteksten
 
Lofprijzing
25 nHem nu Die machtig is u te bevestigen, naar 54mijn Evangelie 55en de prediking van Jezus Christus, onaar de openbaring 56der verborgenheid, die 57van de tijden der eeuwen 58verzwegen is geweest,
n Ef. 3:20. verwijsteksten
54 Dat is, dat door mij gepredikt is. Zie Rom. 2:16. verwijsteksten
55 Dat is, hetwelk is de prediking, namelijk óf die de Heere Christus Zelf gepredikt heeft, Hebr. 1:1, 2, óf welker inhoud is de Heere Christus, 1 Kor. 2:2. verwijsteksten
o Ef. 1:9; 3:9. Kol. 1:26. 2 Tim. 1:10. Tit. 1:2. 1 Petr. 1:20. verwijsteksten
56 Dat is, van de leer van het Evangelie van Christus nu in het vlees gekomen zijnde, welke voordezen alzo niet is bekend geweest, en in welke leer zodanig een wijsheid Gods geopenbaard wordt, die door het verstand van geen creaturen kon doorgrond worden, 1 Petr. 1:12. verwijsteksten
57 Gr. eeuwige tijden; of: van de tijden der wereld, dat is, nadat de wereld geschapen is geweest.
58 Dit is te verstaan, niet alzo dat men in het Oude Testament van de evangelische leer niet zou hebben geweten; want in het volgende vers wordt verklaard dat de openbaring dezer leer ook geschied is door de profetische Schriften; maar ten aanzien van die klare openbaring en verkondiging nu in het Nieuwe Testament geschied, alzo Christus toen nog niet was gekomen; en de heidenen daarvan ganselijk niet wisten, Ps. 147:20. Ef. 2:12. verwijsteksten
 
26 Maar 59nu geopenbaard is, en door 60de profetische Schriften, 61naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen 62bekend is gemaakt;
59 Namelijk in de tijden des Nieuwen Testaments.
60 Namelijk in welke de Messias beloofd en beschreven wordt, met al Zijn omstandigheden en weldaden, Hand. 26:22. Rom. 1:2; 3:21. 1 Petr. 1:10, wanneer dezelve worden vergeleken met hetgeen in het Nieuwe Testament wordt beschreven in Christus vervuld te zijn. verwijsteksten
61 Of: ordonnantie Gods, Die goedgevonden heeft alzo der mensen zaligheid teweeg te brengen, en Die niet is gehouden daarvan iemand rekenschap te geven.
62 Namelijk daar het tevoren onder hen verzwegen was, vers 25. verwijsteksten
 
27 63Denzelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.
63 Of: Den enigen wijzen God, of: Den alleen wijzen God, door Jezus Christus, Dien zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.
* De zendbrief aan de Romeinen is geschreven van Korinthe, gezonden door Febe, de dienares der gemeente die te Kenchreeën is.
* Dit onderschrift wordt in sommige boeken niet gevonden. Doch hoewel men op zodanige onderschriften niet vast kan gaan, als van de uitleggers gesteld zijnde, zo blijkt nochtans dat dit met de waarheid overeenkomt, als men wel merkt op hetgeen gezegd wordt Hand. 20:1, 2. 2 Kor. 12:14. verwijsteksten

Einde Romeinen 16