Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 19 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 19

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

David leert dat Gods schepselen, inzonderheid de hemel en de loop der zon, overvloediglijk betuigen van Zijn macht, wijsheid en gemene goedheid, maar roemt bovenal de bijzondere genade, die Hij aan Zijn volk bewijst door de openbaring van Zijn zaligmakend Woord; waardoor David verlicht zijnde, zijn zondigen staat bekent, biddende om reiniging, mitsgaders bewaring voor de heerschappij der zonden, en dat hij Gode welbehaaglijk moge leven.
 
Gods heerlijkheid in de schepping en in de Schrift
1 EEN psalm van David, voor den 1opperzangmeester.
1 Zie Ps. 4 op vers 1. verwijsteksten
 
2 De hemelen 2vertellen Gods eer, en het 3uitspansel verkondigt Zijner handen werk.
2 Dat is, geven ons stof om Gods almacht, wijsheid en goedheid te vertellen.
3 Zie Gen. 1 op vers 6. verwijsteksten
 
3 4De dag aan den dag 5stort overvloediglijk spraak uit, en de nacht aan den nacht toont wetenschap.
4 Dat is, elke dag en nacht, steeds op elkander volgende, de een aan den ander.
5 Dat is, het is of ze ons steeds toespraken en leerden, gelijk de fonteinen of springaders steeds overvloediglijk water uitgeven of uitspuiten, waarvan het Hebreeuwse woord eigenlijk verstaan wordt. Zie Spr. 18:4. Pred. 12:6. Jes. 49:10. verwijsteksten
 
4 6Geen spraak en geen woorden zijn er, waar 7hun stem niet wordt gehoord.
6 Dat is, hoezeer verscheiden de talen en woorden der mensen ook mogen zijn, zodat de een den ander niet kan verstaan, zo is nochtans (om zo te spreken) de taal dezer schepselen en werken van Gods handen bij allen verstaanbaar, dat men kan weten wat zij ons willen zeggen. Anders: Zij hebben geen spraak en geen woorden, nochtans wordt hun stem gehoord, dat is, verstaan. Zie Gen. 11 op vers 7. verwijsteksten
7 Te weten der hemelen, uit vers 2. verwijsteksten
 
5 aHun 8richtsnoer gaat uit over de ganse aarde, en hun redenen aan het einde der wereld; Hij heeft in dezelve een 9tent gesteld voor de zon.
a Rom. 10:18. verwijsteksten
8 Dat is, hun uitermate schoon gebouw, alsof het met een richtsnoer afgemeten en daarnaar gemaakt was. Zie Job 38 op vers 5. Zach. 1:16. Of: linie, regel, voorschrift, schrift, dat is, het is of zij ons met grove linies en letters schreven en leerden van hun Schepper. Vgl. Jes. 28:10. Waarop de apostel dit gepast heeft; zie Rom. 10:18. verwijsteksten
9 Dit wordt in het volgende vers verklaard.
 
6 En 10die is als een bruidegom, uitgaande uit zijn slaapkamer; zij bis vrolijk als een 11held om het pad te lopen.
10 Te weten de zon, zeer schoon en sierlijk hervoorbrekende en oprijzende, gelijk een bruidegom met sierlijke klederen voor den dag pleegt te komen. Zie Jes. 61:10. verwijsteksten
b Pred. 1:5. verwijsteksten
11 Snel en sterklopende van den opgang tot den nedergang. Vgl. Pred. 1:5. verwijsteksten
 
7 Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en 12niets is verborgen voor haar hitte.
12 Of: niemand. Versta waar de zon schijnt.
 
8 cDe 13wet des HEEREN is volmaakt, 14bekerende de ziel; de 15getuigenis des HEEREN is 16gewis, den slechte wijsheid gevende.
c 2 Sam. 22:31. Ps. 18:31. verwijsteksten
13 Of: leer, dat is, Gods heilig Woord. Zie Ps. 1 op vers 2. verwijsteksten
14 Of: wederbrengende, wederoprichtende, dat is, verkwikkende, troostende, als Ps. 23:3. Zie ook Ruth 4 op vers 15. Dit is de vrucht van de leer des Evangelies. verwijsteksten
15 Zijn Woord, getuigende van Zijn Wezen, wil en werken.
16 Dat is, waarachtig, zeker, vast, bestendig. Vgl. Ps. 93:5; 111:7. verwijsteksten
 
9 De bevelen des HEEREN zijn 17recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de 18ogen.
17 Of: richtig, dat is, in alles gelijkvormig, met zichzelve overeenstemmende, en den enigen rechten weg der zaligheid recht wijzende. Van het Hebreeuwse woord zie Ps. 7 op vers 11. verwijsteksten
18 Des verstands. Zie Ps. 13 op vers 4. verwijsteksten
 
10 De 19vreze des HEEREN is rein, bestaande tot in eeuwigheid; de rechten des HEEREN zijn 20waarheid, tezamen zijn zij rechtvaardig.
19 God vrezen en eren, insgelijks in Zijn wegen te wandelen worden met elkander verwisseld, Jes. 29:13 vergeleken met Matth. 15:9, en 2 Kron. 6:31 met 1 Kon. 8:40 en Ps. 128:1. Zodat men hier door de kinderlijke vreze, waarmede de kinderen Gods uit het geloof Hem eren, bekwamelijk kan verstaan de leer van de ware religie en godsdienst, zijnde rein van alle vuiligheid der menselijke gedichtsels, en medebrengende reinheid der harten en handen, Ps. 24:4. verwijsteksten
20 Dat is, zeer of in alle manieren waarachtig, niet dan enkel waarheid.
 
11 dZij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en ezoeter dan honing en 21honingzeem.
d Ps. 119:72, 127. Spr. 8:11. verwijsteksten
e Ps. 119:103. verwijsteksten
21 Hebr. het vloeiende der honingraten, dat is, wat uit de honingraten vanzelf zonder persen vloeit, ongepijnden honing.
 
12 Ook wordt Uw knecht door dezelve 22klaarlijk vermaand; in het houden van die is groot 23loon.
22 Het Hebreeuwse woord betekent blinken, klaar schijnen, en voorts vermanen, waarschuwen, waardoor de mens een licht en klarigheid bekomt voor zijn ziel, mitsgaders nuttigheid, profijt en voordeel. Vgl. Ez. 3:18, 19, 20, 21. verwijsteksten
23 Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk de hiel, de verzene (Gen. 3:15; 25:26) en wordt voorts genomen voor het einde van een ding (als hoofd voor het begin), en wijders voor uitkomst, geluk, profijt, beloning, omdat zij in het einde en op het laatst komen; gelijk een ander woord, betekenende eigenlijk het achterste, ook alzo gebruikt wordt. Zie Spr. 23 op vers 18. Dat nu God de gehoorzaamheid Zijner kinderen, niettegenstaande hun onvolmaaktheid, met grote beloften vereert, dezelve voor aangenaam houdt en beloont, dat geschiedt niet naar hun verdienste, maar uit genade om der verdiensten van Jezus Christus wil. verwijsteksten
 
13 Wie zou de 24afdwalingen verstaan? Reinig mij van de 25verborgen afdwalingen.
24 Dat is, zonden die men door onwetendheid en onbedachtzaamheid begaat. Zie Lev. 4 op vers 2. Hij wil zeggen: Niemand kan ze verstaan (zo menigerlei, veel, ja, ontelbaar zijn zij). Vgl. 1 Kon. 3:9 met 2 Kron. 1:10. verwijsteksten
25 Die ik niet zie of merk.
 
14 Houd Uw knecht ook terug van 26trotsheden; laat ze niet over mij 27heersen; dan zal ik 28oprecht zijn, en rein van 29grote overtreding.
26 Of: moedwilligheden, dat is, moedwillige zonden, die willens en wetens, en met opzet, hoogmoed en verachting Gods geschieden.
27 Vgl. Rom. 6:12. verwijsteksten
28 Zie Gen. 6 op vers 9. verwijsteksten
29 Of: vele, menigvuldige.
 
15 Laat de redenen mijns monds en de overdenking mijns harten 30welbehaaglijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser.
30 Hebr. tot of naar welbehagen of aangenaamheid zijn. Vgl. Jes. 56:7. Jer. 6:20. verwijsteksten

Einde Psalm 19