Statenvertaling.nl

trommius

Zoeken Statenvertaling en kanttekeningen – huis

Via deze pagina kunt u online zoeken in de Bijbeltekst en kanttekeningen van de Statenvertaling (editie GBS). U kunt zoeken op één of meer woorden of delen van woorden. De zoekresultaten worden direct onder de zoekopdracht getoond en kunnen ook per Bijbelboek worden geraadpleegd. Vanuit de zoekresultaten kunt u de gevonden Bijbelgedeelten en/of kanttekeningen raadplegen. Via de pijltoetsen in uw browser kunt u terugkeren naar een eerder getoond scherm.

Zoekwoord(en):      (tip: kies zo min mogelijk woorden)
Tekst bevat: 
Zoeken op:  
Zoeken in:  
 

Zoekresultaten per Bijbelboek (aantal verzen)

Gen (69)    Ex (19)    Lev (33)    Num (51)    Deut (31)    Joz (13)    Richt (59)    Ruth (5)    1 Sam (56)    2 Sam (88)    1 Kon (140)    2 Kon (98)    1 Kron (78)    2 Kron (158)    Ezra (50)    Neh (37)    Esth (21)    Job (17)    Ps (38)    Spr (34)    Pred (4)    Hoogl (3)    Jes (47)    Jer (91)    Klgld (1)    Ez (129)    Dan (9)    Hos (12)    Joël (4)    Amos (20)    Obadja (2)    Micha (10)    Nah (1)    Hab (3)    Zef (2)    Hagg (8)    Zach (25)    Mal (1)    Matth (30)    Mark (26)    Luk (49)    Joh (11)    Hand (33)    Rom (1)    1 Kor (3)    2 Kor (1)    Filipp (1)    Kol (1)    1 Tim (5)    2 Tim (3)    Tit (1)    Hebr (8)    1 Petr (2)    2 Joh (1)    Totaal OT (1467)    Totaal NT (176)    Alle Bijbelboeken (1643)
 

Alle Bijbelboeken: zoekresultaten 51-100 (van 1643)

Vorige     Volgende

Gen. 43:19    (idem met kt.)   Daarom naderden zij tot dien man die over Jozefs huis was, en zij spraken tot hem aan de deur van het huis.

Gen. 43:24    (idem met kt.)   Daarna bracht de man deze mannen in Jozefs huis, en hij gaf water en zij wiesen hun voeten; hij gaf ook hun ezels voeder.

Gen. 43:26    (idem met kt.)   Als nu Jozef te huis gekomen was, zo brachten zij hem het geschenk hetwelk in hun hand was, in het huis; en zij bogen zich voor hem ter aarde.

Gen. 44:1    (idem met kt.)   EN hij gebood dengene die over zijn huis was, zeggende: Vul de zakken dezer mannen met spijze, naar dat zij zullen kunnen dragen, en leg ieders mans geld in den mond van zijn zak;

Gen. 44:4    (idem met kt.)   Zij zijn ter stad uitgegaan; zij waren niet ver gekomen, als Jozef tot dengene die over zijn huis was, zeide: Maak u op en jaag die mannen achterna; en als gij hen zult achterhaald hebben, zo zult gij tot hen zeggen: Waarom hebt gij kwaad voor goed vergolden?

Gen. 44:8    (idem met kt.)   Zie, het geld dat wij in den mond onzer zakken vonden, hebben wij tot u uit het land Kanaän wedergebracht; hoe zouden wij dan uit het huis uws heren zilver of goud stelen?

Gen. 44:14    (idem met kt.)   En Juda kwam met zijn broederen in Jozefs huis, want hij was nog zelf aldaar; en zij vielen voor zijn aangezicht neder ter aarde.

Gen. 45:2    (idem met kt.)   En hij verhief zijn stem met wenen, zodat het de Egyptenaars hoorden en dat het Farao’s huis hoorde.

Gen. 45:8    (idem met kt.)   Nu dan, gij hebt mij herwaarts niet gezonden, maar God Zelf, Die mij tot Farao’s vader gesteld heeft en tot een heer over zijn ganse huis en regeerder in het ganse land van Egypte.

Gen. 45:11    (idem met kt.)   En ik zal u aldaar onderhouden, want er zullen nog vijf jaren des hongers zijn; opdat gij niet verarmt, gij en uw huis en alles wat gij hebt.

Gen. 45:16    (idem met kt.)   Als dit gerucht in het huis van Farao gehoord werd, dat men zeide: Jozefs broeders zijn gekomen, was het goed in de ogen van Farao en in de ogen van zijn knechten.

Gen. 46:27    (idem met kt.)   En Jozefs zonen, die hem in Egypte geboren zijn, waren twee zielen. Al de zielen van het huis van Jakob, die in Egypte kwamen, waren zeventig.

Gen. 46:31    (idem met kt.)   Daarna zeide Jozef tot zijn broederen en tot zijns vaders huis: Ik zal optrekken en Farao boodschappen, en tot hem zeggen: Mijn broeders en het huis mijns vaders, die in het land Kanaän waren, zijn tot mij gekomen;

Gen. 47:12    (idem met kt.)   En Jozef onderhield zijn vader en zijn broeders en het ganse huis zijns vaders, met brood, tot den mond der kinderkens toe.

Gen. 47:14    (idem met kt.)   Toen verzamelde Jozef al het geld dat in Egypteland en in het land Kanaän gevonden werd, voor het koren dat zij kochten; en Jozef bracht dat geld in Farao’s huis.

Gen. 50:4    (idem met kt.)   Als nu de dagen zijns bewenens over waren, zo sprak Jozef tot het huis van Farao, zeggende: Indien ik nu genade gevonden heb in uw ogen, spreekt toch voor de oren van Farao, zeggende:

Gen. 50:7    (idem met kt.)   En Jozef toog op om zijn vader te begraven; en met hem togen op al Farao’s knechten, de oudsten van zijn huis en al de oudsten des lands van Egypte;

Gen. 50:8    (idem met kt.)   Daartoe het ganse huis van Jozef, en zijn broeders en het huis zijns vaders; alleen hun kleine kinderen en hun schapen en hun runderen lieten zij in het land Gosen.

Gen. 50:22    (idem met kt.)   Jozef dan woonde in Egypte, hij en het huis zijns vaders; en Jozef leefde honderd en tien jaar.

Ex. 1:1    (idem met kt.)   DIT nu zijn de namen der zonen van Israël, die in Egypte gekomen zijn met Jakob; zij kwamen erin, elk met zijn huis.

Ex. 2:1    (idem met kt.)   EN een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van Levi.

Ex. 6:13    (idem met kt.)   Dit zijn de hoofden van ieder huis hunner vaderen: de zonen van Ruben, den eerstgeborene van Israël, zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dat zijn de huisgezinnen van Ruben.

Ex. 7:23    (idem met kt.)   En Farao keerde zich om en ging naar zijn huis; en hij zette zijn hart daar ook niet op.

Ex. 8:3    (idem met kt.)   Dat de rivier van vorsen zal krielen; die zullen opkomen en in uw huis komen en in uw slaapkamer, ja, op uw bed; ook in de huizen uwer knechten en op uw volk, en in uw bakovens en in uw baktroggen.

Ex. 8:24    (idem met kt.)   En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware vermenging van ongedierte in het huis van Farao en in de huizen van zijn knechten, en over het ganse Egypteland; het land werd verdorven van deze vermenging.

Ex. 9:19    (idem met kt.)   En nu, zend heen, vergader uw vee en alles wat gij op het veld hebt; alle mens en gedierte, dat op het veld gevonden zal worden en niet in huis verzameld zal zijn, als deze hagel op hen vallen zal, zo zullen zij sterven.

Ex. 12:3    (idem met kt.)   Spreekt tot de ganse vergadering Israëls, zeggende: Aan den tiende dezer maand neme een iegelijk een lam, naar de huizen der vaders, een lam voor een huis.

Ex. 12:4    (idem met kt.)   Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een iegelijk naar dat hij eten kan; gij zult rekening maken naar het lam.

Ex. 12:22    (idem met kt.)   Neemt dan een bundelken hysop en doopt het in het bloed dat in een bekken zal wezen, en strijkt aan den bovendorpel en aan de beide zijposten van dat bloed hetwelk in het bekken zijn zal; doch u aangaande, niemand zal uitgaan uit de deur van zijn huis tot aan den morgen.

Ex. 12:30    (idem met kt.)   En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn knechten en al de Egyptenaars, en er was een groot geschrei in Egypte; want er was geen huis waarin niet een dode was.

Ex. 12:46    (idem met kt.)   In één huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niet buiten uit het huis dragen, en zult geen been daaraan breken.

Ex. 16:31    (idem met kt.)   En het huis Israëls noemde zijn naam Man; en het was als korianderzaad, wit, en de smaak daarvan was als honingkoeken.

Ex. 19:3    (idem met kt.)   En Mozes klom op tot God; en de HEERE riep tot hem van den berg, zeggende: Aldus zult gij tot het huis Jakobs spreken en den kinderen Israëls verkondigen:

Ex. 20:17    (idem met kt.)   Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat uws naasten is.

Ex. 22:7    (idem met kt.)   Wanneer iemand zijn naaste geld of vaten te bewaren geeft en het wordt uit diens mans huis gestolen; indien de dief gevonden wordt, hij zal het dubbel wedergeven.

Ex. 23:19    (idem met kt.)   De eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje niet koken in de melk zijner moeder.

Ex. 34:26    (idem met kt.)   De eerstelingen van de eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult het bokje in de melk zijner moeder niet koken.

Ex. 40:38    (idem met kt.)   Want de wolk des HEEREN was op den tabernakel bij dag, en het vuur was er bij nacht op, voor de ogen van het ganse huis Israëls, in al hun reizen.

Lev. 10:6    (idem met kt.)   En Mozes zeide tot Aäron en tot Eleázar en tot Ithamar, zijn zonen: Gij zult uw hoofden niet ontbloten, noch uw klederen verscheuren, opdat gij niet sterft en grote toorn over de ganse vergadering kome; maar uw broederen, het ganse huis Israëls, zullen dezen brand, dien de HEERE aangestoken heeft, bewenen.

Lev. 14:34    (idem met kt.)   Als gij zult gekomen zijn in het land van Kanaän, hetwelk Ik u tot bezitting geven zal, en Ik de plaag der melaatsheid aan een huis van het land uwer bezitting zal gegeven hebben;

Lev. 14:35    (idem met kt.)   Zo zal hij van wien dat huis is, komen en den priester te kennen geven, zeggende: Het schijnt mij alsof er een plaag in het huis ware.

Lev. 14:36    (idem met kt.)   En de priester zal gebieden dat zij dat huis ruimen, aleer de priester komt om die plaag te bezien, opdat niet al wat in dat huis is, onrein worde; en daarna zal de priester komen om dat huis te bezien.

Lev. 14:37    (idem met kt.)   Als hij die plaag bezien zal, dat, zie, die plaag aan de wanden van dat huis zijn groenachtige of roodachtige kuiltjes, en hun aanzien lager is dan die wand,

Lev. 14:38    (idem met kt.)   De priester zal uit dat huis uitgaan aan de deur van hetzelve huis, en hij zal dat huis zeven dagen doen toesluiten.

Lev. 14:39    (idem met kt.)   Daarna zal de priester op den zevenden dag wederkeren; indien hij merken zal dat, zie, die plaag aan de wanden van dat huis uitgespreid is,

Lev. 14:41    (idem met kt.)   En dat huis zal hij rondom vanbinnen doen schrabben, en zij zullen het stof dat zij afgeschrabd hebben, tot buiten de stad aan een onreine plaats uitstorten.

Lev. 14:42    (idem met kt.)   Daarna zullen zij andere stenen nemen en in de plaats van gene stenen brengen; en men zal ander leem nemen en dat huis bestrijken.

Lev. 14:43    (idem met kt.)   Maar indien die plaag wederkeert en in dat huis uitbot, nadat men de stenen uitgebroken heeft, en na het afschrabben van het huis en nadat het zal bestreken zijn,

Lev. 14:44    (idem met kt.)   Zo zal de priester komen; als hij nu zal merken dat, zie, die plaag aan dat huis uitgespreid is, het is een knagende melaatsheid in dat huis; het is onrein.

Lev. 14:45    (idem met kt.)   Daarom zal men dat huis, zijn stenen en zijn hout ganselijk afbreken, mitsgaders al het leem van hetzelve huis, en men zal het tot buiten de stad uitvoeren aan een onreine plaats.

Alle Bijbelboeken: zoekresultaten 51-100 (van 1643)

Vorige     Volgende
 

Naar zoekresultaten per Bijbelboek

Naar top van deze pagina