Statenvertaling.nl

trommius

Zoeken Statenvertaling en kanttekeningen – huis

Via deze pagina kunt u online zoeken in de Bijbeltekst en kanttekeningen van de Statenvertaling (editie GBS). U kunt zoeken op één of meer woorden of delen van woorden. De zoekresultaten worden direct onder de zoekopdracht getoond en kunnen ook per Bijbelboek worden geraadpleegd. Vanuit de zoekresultaten kunt u de gevonden Bijbelgedeelten en/of kanttekeningen raadplegen. Via de pijltoetsen in uw browser kunt u terugkeren naar een eerder getoond scherm.

Zoekwoord(en):      (tip: kies zo min mogelijk woorden)
Tekst bevat: 
Zoeken op:  
Zoeken in:  
 

Zoekresultaten per Bijbelboek (aantal verzen)

Gen (69)    Ex (19)    Lev (33)    Num (51)    Deut (31)    Joz (13)    Richt (59)    Ruth (5)    1 Sam (56)    2 Sam (88)    1 Kon (140)    2 Kon (98)    1 Kron (78)    2 Kron (158)    Ezra (50)    Neh (37)    Esth (21)    Job (17)    Ps (38)    Spr (34)    Pred (4)    Hoogl (3)    Jes (47)    Jer (91)    Klgld (1)    Ez (129)    Dan (9)    Hos (12)    Joël (4)    Amos (20)    Obadja (2)    Micha (10)    Nah (1)    Hab (3)    Zef (2)    Hagg (8)    Zach (25)    Mal (1)    Matth (30)    Mark (26)    Luk (49)    Joh (11)    Hand (33)    Rom (1)    1 Kor (3)    2 Kor (1)    Filipp (1)    Kol (1)    1 Tim (5)    2 Tim (3)    Tit (1)    Hebr (8)    1 Petr (2)    2 Joh (1)    Totaal OT (1467)    Totaal NT (176)    Alle Bijbelboeken (1643)
 

Jeremia: zoekresultaten 1-50 (van 91)

Volgende

Jer. 2:4    (idem met kt.)   Hoort des HEEREN woord, gij huis Jakobs, en alle geslachten van het huis Israëls.

Jer. 2:26    (idem met kt.)   Gelijk een dief beschaamd wordt wanneer hij gevonden wordt, alzo zijn die van het huis Israëls beschaamd; zij, hun koningen, hun vorsten en hun priesters en hun profeten;

Jer. 3:18    (idem met kt.)   In die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van Israël; en zij zullen tezamen komen uit het land van het noorden in het land dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb.

Jer. 3:20    (idem met kt.)   Waarlijk, gelijk een vrouw trouwelooslijk scheidt van haar vriend, alzo hebt gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israëls, spreekt de HEERE.

Jer. 5:11    (idem met kt.)   Want het huis van Israël en het huis van Juda hebben gans trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, spreekt de HEERE.

Jer. 5:15    (idem met kt.)   Zie, Ik zal over ulieden een volk van verre brengen, o huis Israëls, spreekt de HEERE; het is een sterk volk, het is een zeer oud volk, een volk welks spraak gij niet zult kennen, en niet horen wat het spreken zal.

Jer. 5:20    (idem met kt.)   Verkondigt dit in het huis Jakobs, en laat het horen in Juda, zeggende:

Jer. 7:2    (idem met kt.)   Sta in de poort van des HEEREN huis, en roep aldaar dit woord uit, en zeg: Hoort des HEEREN woord, o gans Juda, gij die door deze poorten ingaat om den HEERE aan te bidden.

Jer. 7:10    (idem met kt.)   En dan komen en staan voor Mijn aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, en zeggen: Wij zijn verlost; om al deze gruwelen te doen?

Jer. 7:11    (idem met kt.)   Is dan dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, in uw ogen een spelonk der moordenaars? Zie, Ik heb het ook gezien, spreekt de HEERE.

Jer. 7:14    (idem met kt.)   Zo zal Ik aan dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, waarop gij vertrouwt, en aan deze plaats, die Ik u en uw vaderen gegeven heb, doen gelijk als Ik aan Silo gedaan heb.

Jer. 7:30    (idem met kt.)   Want de kinderen van Juda hebben gedaan wat kwaad is in Mijn ogen, spreekt de HEERE; zij hebben hun verfoeiselen gesteld in het huis dat naar Mijn Naam genoemd is, om dat te verontreinigen.

Jer. 9:26    (idem met kt.)   Over Egypte en over Juda en over Edom en over de kinderen Ammons en over Moab, en over allen die aan de hoeken afgekort zijn, die in de woestijn wonen; want al de heidenen hebben de voorhuid, maar het ganse huis Israëls heeft de voorhuid des harten.

Jer. 10:1    (idem met kt.)   HOORT het woord dat de HEERE tot ulieden spreekt, o huis Israëls.

Jer. 11:10    (idem met kt.)   Zij zijn wedergekeerd tot de ongerechtigheden hunner voorvaderen, die Mijn woorden geweigerd hebben te horen; en zij hebben andere goden nagewandeld om die te dienen; het huis van Israël en het huis van Juda hebben Mijn verbond gebroken, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb.

Jer. 11:15    (idem met kt.)   Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis te doen, dewijl zij die schandelijke daad met velen doet en het heilige vlees van u geweken is? Wanneer gij kwaad doet, dan springt gij op van vreugde.

Jer. 11:17    (idem met kt.)   Want de HEERE der heirscharen, Die u heeft geplant, heeft een kwaad over u uitgesproken, om der boosheid wil van het huis van Israël en van het huis van Juda, die zij onder zich bedrijven om Mij te vertoornen, rokende den Baäl.

Jer. 12:6    (idem met kt.)   Want ook uw broeders en uws vaders huis, ook diezelve handelen trouwelooslijk tegen u; ook diezelve roepen u met volle stem achterna; geloof hen niet wanneer zij vriendelijk tot u spreken.

Jer. 12:7    (idem met kt.)   Ik heb Mijn huis verlaten, Ik heb Mijn erfenis laten varen; Ik heb de beminde Mijner ziel in de hand harer vijanden gegeven.

Jer. 12:14    (idem met kt.)   Alzo zegt de HEERE: Aangaande al Mijn boze naburen, die Mijn erfenis aanroeren, dewelke Ik Mijn volk, Israël, erfelijk gegeven heb; zie, Ik zal hen uit hun land uitrukken, maar het huis van Juda zal Ik uit hunlieder midden uitrukken.

Jer. 13:11    (idem met kt.)   Want gelijk als een gordel kleeft aan de lendenen eens mans, alzo heb Ik het ganse huis van Israël en het ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn tot een volk en tot een naam en tot lof en tot heerlijkheid; maar zij hebben niet gehoord.

Jer. 16:5    (idem met kt.)   Want zo zegt de HEERE: Ga niet in het huis desgenen die een rouwmaaltijd houdt, en ga niet heen om te rouwklagen en heb geen medelijden met hen; want Ik heb van dit volk (spreekt de HEERE) weggenomen Mijn vrede, goedertierenheid en barmhartigheden;

Jer. 16:8    (idem met kt.)   Ga ook niet in een huis des maaltijds, om bij hen te zitten, om te eten en te drinken.

Jer. 18:2    (idem met kt.)   Maak u op en ga af in het huis van den pottenbakker, en aldaar zal Ik u Mijn woorden doen horen.

Jer. 18:3    (idem met kt.)   Zo ging ik af in het huis van den pottenbakker; en zie, hij maakte een werk op de schijven.

Jer. 18:6    (idem met kt.)   Zal Ik ulieden niet kunnen doen gelijk deze pottenbakker, o huis Israëls? spreekt de HEERE; zie, gelijk leem in de hand des pottenbakkers, alzo zijt gijlieden in Mijn hand, o huis Israëls.

Jer. 19:14    (idem met kt.)   Toen nu Jeremía van Tofeth kwam, waarheen hem de HEERE gezonden had om te profeteren, stond hij in het voorhof van des HEEREN huis, en zeide tot al het volk:

Jer. 20:1    (idem met kt.)   ALS Pashur, de zoon van Immer, de priester (deze nu was bestelde voorganger in het huis des HEEREN), Jeremía hoorde, diezelve woorden profeterende,

Jer. 20:2    (idem met kt.)   Zo sloeg Pashur den profeet Jeremía, en hij stelde hem in de gevangenis, dewelke is in de bovenste poort van Benjamin, die aan het huis des HEEREN is.

Jer. 20:6    (idem met kt.)   En gij, Pashur, en alle inwoners van uw huis, gijlieden zult gaan in de gevangenis; en gij zult te Babel komen en aldaar sterven en aldaar begraven worden, gij en al uw vrienden, denwelken gij valselijk geprofeteerd hebt.

Jer. 21:11    (idem met kt.)   En aangaande het huis des konings van Juda, hoort des HEEREN woord.

Jer. 21:12    (idem met kt.)   O huis Davids, zo zegt de HEERE: Richt des morgens recht en verlost den beroofde uit de hand des verdrukkers, opdat Mijn gramschap niet uitvare als een vuur, en brande dat niemand blussen kan, vanwege de boosheid uwer handelingen.

Jer. 22:1    (idem met kt.)   ALZO zegt de HEERE: Ga af in het huis des konings van Juda, en spreek aldaar dit woord,

Jer. 22:4    (idem met kt.)   Want indien gijlieden deze zaak ernstiglijk zult doen, zo zullen door de poorten van dit huis koningen ingaan, zittende den David op zijn troon, rijdende op wagens en op paarden, hij en zijn knechten en zijn volk.

Jer. 22:5    (idem met kt.)   Indien gij daarentegen deze woorden niet zult horen, zo heb Ik bij Mij gezworen, spreekt de HEERE, dat dit huis tot een woestheid worden zal.

Jer. 22:6    (idem met kt.)   Want zo zegt de HEERE van het huis des konings van Juda: Gij zijt Mij een Gilead, een hoogte van Libanon; maar zo Ik u niet zette als een woestijn en onbewoonde steden!

Jer. 22:13    (idem met kt.)   Wee dien die zijn huis bouwt met ongerechtigheid en zijn opperzalen met onrecht; die zijns naasten dienst om niet gebruikt, en geeft hem zijn arbeidsloon niet.

Jer. 22:14    (idem met kt.)   Die daar zegt: Ik zal mij een zeer hoog huis bouwen en doorluchtige opperzalen; en hij houwt zich vensters uit, en het is bedekt met ceder en aangestreken met menie.

Jer. 23:8    (idem met kt.)   Maar: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die het zaad van het huis Israëls heeft opgevoerd, en Die het aangebracht heeft uit het land van het noorden, en uit al de landen waar Ik hen heen gedreven had; want zij zullen wonen in hun land.

Jer. 23:11    (idem met kt.)   Want beide profeten en priesters zijn huichelaars; zelfs in Mijn huis vind Ik hun boosheid, spreekt de HEERE.

Jer. 23:34    (idem met kt.)   En aangaande den profeet of den priester of het volk, dat zeggen zal: Des HEEREN last; dat Ik bezoeking zal doen over dien man en over zijn huis.

Jer. 26:2    (idem met kt.)   Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof van het huis des HEEREN, en spreek tot alle steden van Juda, die komen om aan te bidden in het huis des HEEREN, al de woorden die Ik u geboden heb tot hen te spreken; doe er niet één woord af.

Jer. 26:6    (idem met kt.)   Zo zal Ik dit huis stellen als Silo, en deze stad zal Ik stellen tot een vloek allen volken der aarde.

Jer. 26:7    (idem met kt.)   En de priesters en de profeten en al het volk hoorden Jeremía deze woorden spreken in het huis des HEEREN.

Jer. 26:9    (idem met kt.)   Waarom hebt gij in den Naam des HEEREN geprofeteerd, zeggende: Dit huis zal worden als Silo, en deze stad zal woest worden, dat er niemand wone? En het ganse volk werd vergaderd tegen Jeremía in het huis des HEEREN.

Jer. 26:10    (idem met kt.)   Als nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden, gingen zij op uit het huis des konings naar het huis des HEEREN; en zij zetten zich bij de deur der nieuwe poort des HEEREN.

Jer. 26:12    (idem met kt.)   Maar Jeremía sprak tot al de vorsten en tot al het volk, zeggende: De HEERE heeft mij gezonden om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren al de woorden die gij gehoord hebt;

Jer. 27:16    (idem met kt.)   Ook sprak ik tot de priesters en tot dit ganse volk, zeggende: Zo zegt de HEERE: Hoort niet naar de woorden uwer profeten die u profeteren, zeggende: Zie, de vaten van des HEEREN huis zullen nu haast uit Babel wedergebracht worden; want zij profeteren u valsheid.

Jer. 27:18    (idem met kt.)   Maar zo zij profeten zijn en zo des HEEREN woord bij hen is, laat hen nu bij den HEERE der heirscharen voorbidden, opdat de vaten die in het huis des HEEREN en in het huis des konings van Juda en te Jeruzalem zijn overgebleven, niet naar Babel komen.

Jer. 27:21    (idem met kt.)   Ja, zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls, van de vaten die in het huis des HEEREN en in het huis des konings van Juda en te Jeruzalem zijn overgebleven:

Jeremia: zoekresultaten 1-50 (van 91)

Volgende
 

Naar zoekresultaten per Bijbelboek

Naar top van deze pagina