Statenvertaling.nl

trommius

Zoeken Statenvertaling en kanttekeningen – huis

Via deze pagina kunt u online zoeken in de Bijbeltekst en kanttekeningen van de Statenvertaling (editie GBS). U kunt zoeken op één of meer woorden of delen van woorden. De zoekresultaten worden direct onder de zoekopdracht getoond en kunnen ook per Bijbelboek worden geraadpleegd. Vanuit de zoekresultaten kunt u de gevonden Bijbelgedeelten en/of kanttekeningen raadplegen. Via de pijltoetsen in uw browser kunt u terugkeren naar een eerder getoond scherm.

Zoekwoord(en):      (tip: kies zo min mogelijk woorden)
Tekst bevat: 
Zoeken op:  
Zoeken in:  
 

Zoekresultaten per Bijbelboek (aantal verzen)

Gen (69)    Ex (19)    Lev (33)    Num (51)    Deut (31)    Joz (13)    Richt (59)    Ruth (5)    1 Sam (56)    2 Sam (88)    1 Kon (140)    2 Kon (98)    1 Kron (78)    2 Kron (158)    Ezra (50)    Neh (37)    Esth (21)    Job (17)    Ps (38)    Spr (34)    Pred (4)    Hoogl (3)    Jes (47)    Jer (91)    Klgld (1)    Ez (129)    Dan (9)    Hos (12)    Joël (4)    Amos (20)    Obadja (2)    Micha (10)    Nah (1)    Hab (3)    Zef (2)    Hagg (8)    Zach (25)    Mal (1)    Matth (30)    Mark (26)    Luk (49)    Joh (11)    Hand (33)    Rom (1)    1 Kor (3)    2 Kor (1)    Filipp (1)    Kol (1)    1 Tim (5)    2 Tim (3)    Tit (1)    Hebr (8)    1 Petr (2)    2 Joh (1)    Totaal OT (1467)    Totaal NT (176)    Alle Bijbelboeken (1643)
 

Ezra: zoekresultaten 1-50 (van 50)

Ezra 1:2    (idem met kt.)   Zo zegt Kores, koning van Perzië: De HEERE, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in Juda is.

Ezra 1:3    (idem met kt.)   Wie is onder ulieden van al Zijn volk? Zijn God zij met hem, en hij trekke op naar Jeruzalem, dat in Juda is; en hij bouwe het huis des HEEREN, des Gods van Israël; Hij is de God Die te Jeruzalem woont.

Ezra 1:4    (idem met kt.)   En al wie achterblijven zou in enige plaatsen waar hij als vreemdeling verkeert, dien zullen de lieden zijner plaats bevorderlijk zijn met zilver en met goud en met have en met beesten; benevens een vrijwillige gave voor het huis Gods, Die te Jeruzalem woont.

Ezra 1:5    (idem met kt.)   Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesters en de Levieten, benevens een iegelijk wiens geest God verwekte, dat zij optrokken om te bouwen het huis des HEEREN, Die te Jeruzalem woont.

Ezra 1:7    (idem met kt.)   Ook bracht de koning Kores uit, de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnézar uit Jeruzalem had uitgevoerd, en had ze gesteld in het huis zijns gods.

Ezra 2:36    (idem met kt.)   De priesters: de kinderen van Jedája, van het huis van Jésua, negenhonderd drie en zeventig.

Ezra 2:59    (idem met kt.)   Dezen togen ook op van Tel-mélah, Tel-harsa, Cherub, Addan en Immer; doch zij konden hunner vaderen huis en hun zaad niet bewijzen, of zij uit Israël waren.

Ezra 3:8    (idem met kt.)   In het tweede jaar nu hunner aankomst ten huize Gods te Jeruzalem, in de tweede maand, begonnen Zerubbábel, de zoon van Sealthiël, en Jésua, de zoon van Józadak, en de overigen hunner broederen, de priesters en de Levieten, en allen die uit de gevangenis te Jeruzalem gekomen waren; en zij stelden de Levieten van twintig jaar oud en daarboven om opzicht te nemen over het werk van des HEEREN huis.

Ezra 3:9    (idem met kt.)   Toen stond Jésua, zijn zonen en zijn broederen, en Kadmiël met zijn zonen, kinderen van Juda, als één man, om opzicht te hebben over degenen die het werk deden aan het huis Gods; met de zonen van Hénadad, hun zonen en hun broederen, de Levieten.

Ezra 3:11    (idem met kt.)   En zij zongen bij beurten, met den HEERE te loven en te danken, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid tot in eeuwigheid is over Israël. En al het volk juichte met groot gejuich, als men den HEERE loofde over de grondlegging van het huis des HEEREN.

Ezra 3:12    (idem met kt.)   Maar velen van de priesters en de Levieten en hoofden der vaderen die oud waren, die het eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging voor hun ogen zijnde, weenden met luider stem; maar velen verhieven de stem met gejuich en met vreugde;

Ezra 4:3    (idem met kt.)   Maar Zerubbábel en Jésua en de overige hoofden der vaderen van Israël zeiden tot hen: Het betaamt niet dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen; maar wij alleen zullen het den HEERE, den God Israëls, bouwen, gelijk als de koning Kores, koning van Perzië, ons geboden heeft.

Ezra 4:24    (idem met kt.)   Toen hield het werk op van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont, ja, het hield op tot in het tweede jaar van het koninkrijk van Daríus, den koning van Perzië.

Ezra 5:2    (idem met kt.)   Toen maakten zich op Zerubbábel, de zoon van Sealthiël, en Jésua, de zoon van Józadak, en begonnen te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden.

Ezra 5:3    (idem met kt.)   Te dien tijde kwam tot hen Thathnai, de landvoogd aan deze zijde der rivier, en Sthar-Boznai en hun gezelschap, en zeiden aldus tot hen: Wie heeft ulieden bevel gegeven dit huis te bouwen en dezen muur te voltrekken?

Ezra 5:9    (idem met kt.)   Toen hebben wij denzelven oudsten gevraagd en aldus tot hen gezegd: Wie heeft ulieden bevel gegeven dit huis te bouwen en dezen muur te voltrekken?

Ezra 5:11    (idem met kt.)   En zij hebben ons dusdanig antwoord wedergegeven, zeggende: Wij zijn knechten van den God des hemels en der aarde, en bouwen het huis dat vele jaren voordezen is gebouwd geweest; want een groot koning Israëls had het gebouwd en voltrokken.

Ezra 5:12    (idem met kt.)   Maar nadat onze vaders den God des hemels hadden vertoornd, heeft Hij hen gegeven in de hand van Nebukadnézar, den koning van Babel, den Chaldeeër; dewelke dat huis heeft vernield en het volk naar Babel weggevoerd.

Ezra 5:13    (idem met kt.)   Doch in het eerste jaar van Kores, koning van Babel, heeft de koning Kores bevel gegeven dit huis Gods te bouwen.

Ezra 5:14    (idem met kt.)   Ja, de vaten van Gods huis, welke van goud en zilver waren, die Nebukadnézar uit den tempel die te Jeruzalem was, had weggenomen en dezelve gebracht in den tempel van Babel, die heeft de koning Kores uitgehaald uit den tempel van Babel en zij zijn gegeven aan een wiens naam was Sesbázar, dien hij tot landvoogd had gesteld;

Ezra 5:15    (idem met kt.)   En hij zeide tot hem: Neem deze vaten, ga ze afvoeren in den tempel die te Jeruzalem is, en laat het huis Gods gebouwd worden op zijn plaats.

Ezra 5:16    (idem met kt.)   Toen kwam dezelve Sesbázar; hij legde de fundamenten van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en er is van toen af tot nu toe gebouwd, doch niet volbracht.

Ezra 5:17    (idem met kt.)   Zo het dan nu den koning goeddunkt, laat er gezocht worden in het schathuis des konings aldaar, dat te Babel is, of het zij, dat een bevel van den koning Kores gegeven zij om dit huis Gods te Jeruzalem te bouwen; en dat men des konings believen hiervan tot ons zende.

Ezra 6:3    (idem met kt.)   In het eerste jaar van den koning Kores, gaf de koning Kores dit bevel: Het huis Gods te Jeruzalem, dat huis zal gebouwd worden ter plaatse waar zij offeranden offeren, en de fundamenten daarvan zullen zwaar zijn; zijn hoogte van zestig ellen en zijn breedte van zestig ellen;

Ezra 6:4    (idem met kt.)   Met drie rijen van groten steen, en één rij van nieuw hout; en de onkosten zullen uit des konings huis gegeven worden.

Ezra 6:5    (idem met kt.)   Daartoe zal men ook de gouden en zilveren vaten van het huis Gods, die Nebukadnézar uit den tempel die te Jeruzalem was, heeft weggevoerd en naar Babel gebracht, wedergeven, dat zij gaan naar den tempel die te Jeruzalem is, aan zijn plaats, en men zal ze afvoeren ten huize Gods.

Ezra 6:7    (idem met kt.)   Laat hen aan den arbeid van dit huis Gods; dat de landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit huis Gods bouwen aan zijn plaats.

Ezra 6:8    (idem met kt.)   Ook wordt van mij bevel gegeven wat gijlieden doen zult aan de oudsten dezer Joden, om dit huis Gods te bouwen; te weten, dat uit des konings goederen van den cijns aan gene zijde der rivier, de onkosten dezen mannen spoediglijk gegeven worden, opdat men hun niet belette.

Ezra 6:11    (idem met kt.)   Voorts wordt bevel van mij gegeven, dat al dengene die dit woord zal veranderen, een hout uit zijn huis zal gerukt en opgericht worden, waaraan hij zal worden opgehangen; en zijn huis zal deswege tot een drekhoop gemaakt worden.

Ezra 6:12    (idem met kt.)   De God nu, Die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe terneder alle koningen en volken die hun hand zullen uitstrekken om te veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem is. Ik, Daríus, heb het bevel gegeven; dat het spoediglijk gedaan worde.

Ezra 6:15    (idem met kt.)   En dit huis werd volbracht op den derden dag der maand Adar; datzelve was het zesde jaar van het koninkrijk van den koning Daríus.

Ezra 6:16    (idem met kt.)   En de kinderen Israëls, de priesters en Levieten en de overige kinderen der gevangenis, deden de inwijding van dit huis Gods met vreugde.

Ezra 6:17    (idem met kt.)   En zij offerden ter inwijding van dit huis Gods honderd runderen, tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren; en twaalf geitenbokken ten zondoffer voor gans Israël, naar het getal der stammen Israëls.

Ezra 6:22    (idem met kt.)   En zij hielden het feest der ongezuurde broden zeven dagen, met blijdschap; want de HEERE had hen verblijd en het hart des konings van Assur tot hen gewend, om hun handen te sterken in het werk van het huis Gods, des Gods van Israël.

Ezra 7:17    (idem met kt.)   Opdat gij spoediglijk voor dat geld koopt runderen, rammen, lammeren, met hun spijsoffers en hun drankoffers, en die offert op het altaar van het huis van ulieder God, dat te Jeruzalem is.

Ezra 7:19    (idem met kt.)   En geef de vaten die u gegeven zijn tot den dienst van het huis uws Gods, weder voor den God van Jeruzalem.

Ezra 7:20    (idem met kt.)   Het overige nu dat van node zal zijn voor het huis uws Gods, dat u voorvallen zal uit te geven, zult gij geven uit het schathuis des konings.

Ezra 7:23    (idem met kt.)   Al wat naar het bevel van den God des hemels is, dat het vlijtiglijk gedaan worde voor het huis van den God des hemels; want waartoe zou er grote toorn zijn over het koninkrijk des konings en zijner kinderen?

Ezra 7:24    (idem met kt.)   Ook laten wij ulieden weten aangaande alle priesters en Levieten, zangers, portiers, Nethínim en dienaars van het huis dezes Gods, dat men den cijns, ouden impost en tol hun niet zal vermogen op te leggen.

Ezra 7:27    (idem met kt.)   Geloofd zij de HEERE, de God onzer vaderen, Die alzulks in het hart des konings gegeven heeft, om te versieren het huis des HEEREN, dat te Jeruzalem is;

Ezra 8:17    (idem met kt.)   En ik gaf hun bevel aan Iddo, het hoofd in de plaats Casífja; en ik legde de woorden in hun mond om te zeggen tot Iddo, zijn broeder, en de Nethínim in de plaats Casífja, dat zij ons brachten dienaars voor het huis onzes Gods.

Ezra 8:25    (idem met kt.)   En ik woog hun toe het zilver en het goud en de vaten, zijnde de offering van het huis onzes Gods, die de koning en zijn raadsheren en zijn vorsten, en gans Israël die er gevonden werden, geofferd hadden.

Ezra 8:29    (idem met kt.)   Waakt en bewaart het, totdat gij het opweegt in tegenwoordigheid van de oversten der priesters en Levieten en der vorsten der vaderen van Israël, te Jeruzalem in de kamers van des HEEREN huis.

Ezra 8:33    (idem met kt.)   Op den vierden dag nu werd gewogen het zilver en het goud en de vaten in het huis onzes Gods, aan de hand van Merémoth, den zoon van Uría, den priester, en met hem Eleázar, de zoon van Pínehas; en met hen Józabad, de zoon van Jésua, en Noádja, de zoon van Binnuï, de Levieten;

Ezra 8:36    (idem met kt.)   Daarna gaven zij de wetten des konings aan des konings stadhouders en landvoogden aan deze zijde der rivier; en zij bevorderden het volk en het huis Gods.

Ezra 9:9    (idem met kt.)   Want wij zijn knechten, doch in onze dienstbaarheid heeft ons onze God niet verlaten; maar Hij heeft weldadigheid tot ons geneigd voor het aangezicht der koningen van Perzië, dat Hij ons een weinig leven gave, om het huis onzes Gods te verhogen en de woestheden van hetzelve op te richten, en om ons een tuin te geven in Juda en te Jeruzalem.

Ezra 10:1    (idem met kt.)   ALS Ezra alzo bad en als hij deze belijdenis deed, wenende en zich voor Gods huis nederwerpende, verzamelde zich tot hem uit Israël een zeer grote gemeente van mannen en vrouwen en kinderen, want het volk weende met groot geween.

Ezra 10:6    (idem met kt.)   En Ezra stond op van voor Gods huis en ging in de kamer van Jóhanan, den zoon van Eljasib; als hij daar kwam, at hij geen brood en dronk geen water, want hij bedreef rouw over de overtreding der weggevoerden.

Ezra 10:9    (idem met kt.)   Toen verzamelden zich alle mannen van Juda en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; het was de negende maand, op den twintigste in de maand. En al het volk zat op de straat van Gods huis, sidderende om deze zaak en vanwege de plasregens.

Ezra 10:16    (idem met kt.)   En de kinderen der gevangenis deden alzo; en Ezra, de priester, met de mannen, de hoofden der vaderen, naar het huis hunner vaderen, en zij allen bij namen genoemd, scheidden zich af, en zij zaten op den eersten dag der tiende maand om deze zaak te onderzoeken.

Ezra: zoekresultaten 1-50 (van 50)

Naar zoekresultaten per Bijbelboek

Naar top van deze pagina