Statenvertaling.nl

trommius

Zoeken Statenvertaling en kanttekeningen – Mensenkind

Via deze pagina kunt u online zoeken in de Bijbeltekst en kanttekeningen van de Statenvertaling (editie GBS). U kunt zoeken op één of meer woorden of delen van woorden. De zoekresultaten worden direct onder de zoekopdracht getoond en kunnen ook per Bijbelboek worden geraadpleegd. Vanuit de zoekresultaten kunt u de gevonden Bijbelgedeelten en/of kanttekeningen raadplegen. Via de pijltoetsen in uw browser kunt u terugkeren naar een eerder getoond scherm.

Zoekwoord(en):      (tip: kies zo min mogelijk woorden)
Tekst bevat: 
Zoeken op:  
Zoeken in:  
 

Zoekresultaten per Bijbelboek (aantal verzen)

1 Sam (1)    2 Sam (1)    Ps (12)    Pred (3)    Jes (1)    Jer (5)    Ez (94)    Dan (3)    Joël (1)    Micha (1)    Totaal OT (122)    Alle Bijbelboeken (122)
 

Ezechiël: zoekresultaten 1-50 (van 94)

Volgende

Ez. 2:1    (idem met kt.)   EN Hij zeide tot mij: Mensenkind, sta op uw voeten en Ik zal met u spreken.

Ez. 2:3    (idem met kt.)   En Hij zeide tot mij: Mensenkind, Ik zend u tot de kinderen Israëls, tot de rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; zij en hun vaderen hebben overtreden tegen Mij tot op dezen zelven huidigen dag.

Ez. 2:6    (idem met kt.)   En gij, mensenkind, vrees niet voor hen en vrees niet voor hun woorden; hoewel wederwilligen en doornen bij u zijn, en gij bij schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet, en ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn een wederspannig huis.

Ez. 2:8    (idem met kt.)   Doch gij, mensenkind, hoor hetgeen dat Ik tot u spreek; wees gij niet wederspannig, gelijk dat wederspannig huis; open uw mond en eet wat Ik u geef.

Ez. 3:1    (idem met kt.)   DAARNA zeide Hij tot mij: Mensenkind, eet wat gij vinden zult; eet deze rol en ga, spreek tot het huis Israëls.

Ez. 3:3    (idem met kt.)   En Hij zeide tot mij: Mensenkind, geef uw buik te eten en vul uw ingewand met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honing, vanwege de zoetigheid.

Ez. 3:4    (idem met kt.)   En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ga heen, kom tot het huis Israëls en spreek tot hen met Mijn woorden.

Ez. 3:10    (idem met kt.)   Verder zeide Hij tot mij: Mensenkind, vat al Mijn woorden die Ik tot u spreken zal, in uw hart, en hoor ze met uw oren.

Ez. 3:17    (idem met kt.)   Mensenkind, Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen en hen van Mijnentwege waarschuwen.

Ez. 3:25    (idem met kt.)   Want u aangaande, mensenkind, zie, zij zouden dikke touwen aan u leggen en zij zouden u daarmede binden; daarom zult gij niet uitgaan in het midden van hen.

Ez. 4:1    (idem met kt.)   EN gij, mensenkind, neem u een tichelsteen, en leg dien voor uw aangezicht, en bewerp daarop de stad Jeruzalem.

Ez. 4:16    (idem met kt.)   Daarna zeide Hij tot mij: Gij mensenkind, zie, Ik breek den staf des broods in Jeruzalem, en zij zullen het brood met gewicht en met kommer eten, en het water met zekere maat en met verbaasdheid drinken;

Ez. 5:1    (idem met kt.)   EN gij, mensenkind, neem u een scherp mes, een scheermes der barbieren zult gij u nemen, hetwelk gij zult laten gaan over uw hoofd en over uw baard; daarna zult gij u een weegschaal nemen en die haren delen.

Ez. 6:2    (idem met kt.)   Mensenkind, zet uw aangezicht tegen de bergen Israëls, en profeteer tegen dezelve,

Ez. 7:2    (idem met kt.)   Verder, gij mensenkind, zo zegt de Heere HEERE, van het land Israëls: Het einde is er; het einde is gekomen over de vier hoeken des lands.

Ez. 8:5    (idem met kt.)   En Hij zeide tot mij: Mensenkind, hef nu uw ogen op naar den weg van het noorden; en ik hief mijn ogen op naar den weg van het noorden, en zie, tegen het noorden, aan de poort van het altaar, was dit beeld der ijvering, in den ingang.

Ez. 8:6    (idem met kt.)   En Hij zeide tot mij: Mensenkind, ziet gij wel wat zij doen, de grote gruwelen die het huis Israëls hier doet, opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog wederom grote gruwelen zien.

Ez. 8:8    (idem met kt.)   En Hij zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in dien wand. En ik groef in dien wand, en zie, daar was een deur.

Ez. 8:12    (idem met kt.)   Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis Israëls doen in de duisternis, eenieder in zijn gebeelde binnenkameren? Want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten.

Ez. 8:15    (idem met kt.)   En Hij zeide tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Gij zult nog wederom grotere gruwelen zien dan deze.

Ez. 8:17    (idem met kt.)   Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Is er iets lichter geacht bij het huis van Juda, dan deze gruwelen te doen, die zij hier doen? Als zij het land met geweld vervuld hebben, zo keren zij zich, om Mij te vertoornen; want zie, zij steken de wijnranken aan hun neus.

Ez. 11:2    (idem met kt.)   En Hij zeide tot mij: Mensenkind, dezen zijn de mannen die ongerechtigheid bedenken, en die kwaden raad raden in deze stad;

Ez. 11:4    (idem met kt.)   Daarom, profeteer tegen hen; profeteer, o mensenkind.

Ez. 11:15    (idem met kt.)   Mensenkind, het zijn uw broederen, uw broederen, de mannen uwer maagschap, en het ganse huis Israëls, ja, dat ganse, tot welke de inwoners van Jeruzalem gezegd hebben: Maakt u verre af van den HEERE, ditzelve land is ons tot een erfbezitting gegeven.

Ez. 12:2    (idem met kt.)   Mensenkind, gij woont in het midden van een wederspannig huis, dewelke ogen hebben om te zien en niet zien, oren hebben om te horen en niet horen, want zij zijn een wederspannig huis.

Ez. 12:3    (idem met kt.)   Daarom, gij mensenkind, maak u gereedschap van vertrekking; en vertrek bij dag voor hun ogen; en gij zult vertrekken van uw plaats tot een andere plaats voor hun ogen; misschien zullen zij het merken, hoewel zij een wederspannig huis zijn.

Ez. 12:9    (idem met kt.)   Mensenkind, heeft niet het huis Israëls, het wederspannig huis, tot u gezegd: Wat doet gij?

Ez. 12:18    (idem met kt.)   Mensenkind, gij zult uw brood eten met beven, en uw water zult gij met beroerte en met kommer drinken.

Ez. 12:22    (idem met kt.)   Mensenkind, wat is dit voor een spreekwoord dat gijlieden hebt in het land Israëls, zeggende: De dagen zullen verlengd worden, en al het gezicht zal vergaan?

Ez. 12:27    (idem met kt.)   Mensenkind, zie, die van het huis Israëls zeggen: Het gezicht dat hij ziet, is voor vele dagen, en hij profeteert van tijden die verre zijn.

Ez. 13:2    (idem met kt.)   Mensenkind, profeteer tegen de profeten Israëls, die profeteren, en zeg tot degenen die uit hun hart profeteren: Hoort des HEEREN woord.

Ez. 13:17    (idem met kt.)   En gij, mensenkind, zet uw aangezicht tegen de dochteren uws volks dewelke profeteren uit haar hart, en profeteer tegen haar,

Ez. 14:3    (idem met kt.)   Mensenkind, deze mannen hebben hun drekgoden in hun hart opgezet en hebben den aanstoot hunner ongerechtigheid recht voor hun aangezichten gesteld; word Ik dan ernstiglijk van hen gevraagd?

Ez. 14:13    (idem met kt.)   Mensenkind, als een land tegen Mij gezondigd zal hebben, zwaarlijk overtredende, zo zal Ik Mijn hand daartegen uitstrekken en zal hetzelve den staf des broods breken, en een honger daarin zenden, dat Ik daaruit mensen en beesten uitroeie;

Ez. 15:2    (idem met kt.)   Mensenkind, wat is het hout des wijnstoks meer dan alle hout, of de wijnrank meer dan wat onder het hout eens wouds is?

Ez. 16:2    (idem met kt.)   Mensenkind, maak Jeruzalem haar gruwelen bekend,

Ez. 17:2    (idem met kt.)   Mensenkind, stel een raadsel voor en gebruik een gelijkenis tot het huis Israëls,

Ez. 20:3    (idem met kt.)   Mensenkind, spreek tot de oudsten van Israël, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Komt gij om Mij te vragen? Zo waarachtig als Ik leef, zo Ik van u gevraagd worde, spreekt de Heere HEERE!

Ez. 20:4    (idem met kt.)   Zoudt gij hun recht geven, zoudt gij hun recht geven, o mensenkind? Maak hun de gruwelen hunner vaderen bekend.

Ez. 20:27    (idem met kt.)   Daarom, mensenkind, spreek tot het huis Israëls, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Hiermede nog hebben Mij uw vaderen gesmaad, dat zij door overtreding tegen Mij overtreden hebben.

Ez. 20:46    (idem met kt.)   Mensenkind, zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het zuiden, en profeteer tegen het woud van het veld in het zuiden,

Ez. 21:2    (idem met kt.)   Mensenkind, zet uw aangezicht tegen Jeruzalem, en drup tegen de heiligdommen, en profeteer tegen het land van Israël,

Ez. 21:6    (idem met kt.)   Maar gij, mensenkind, zucht; zucht voor hun ogen met verbreking der lendenen en met bitterheid.

Ez. 21:9    (idem met kt.)   Mensenkind, profeteer en zeg: Alzo zegt de HEERE: Zeg: Het zwaard, het zwaard is gescherpt, en ook gevaagd.

Ez. 21:12    (idem met kt.)   Schreeuw en huil, o mensenkind, want hetzelve zal zijn tegen Mijn volk, het zal zijn tegen al de vorsten van Israël; verschrikkingen zullen vanwege het zwaard bij Mijn volk zijn; daarom, klop op de heup.

Ez. 21:14    (idem met kt.)   Daarom, gij mensenkind, profeteer, en sla hand tegen hand; want het zwaard zal verdubbeld worden ten derden male, het is het zwaard dergenen die verslagen zullen worden; het is het zwaard der groten die verslagen zullen worden, dat tot hen in de binnenste kamers indringen zal.

Ez. 21:19    (idem met kt.)   Gij nu, mensenkind, stel u twee wegen voor waardoor het zwaard des konings van Babel komt; uit één land zullen zij beide voortkomen; en kies een zijde, kies ze aan het hoofd van den weg der stad.

Ez. 21:28    (idem met kt.)   En gij, mensenkind, profeteer en zeg: Alzo zegt de Heere HEERE, van de kinderen Ammons en van hun smading; zo zeg: Het zwaard, het zwaard is uitgetrokken, het is ter slachting gevaagd om te verdoen, om te glinsteren;

Ez. 22:2    (idem met kt.)   Gij nu, mensenkind, zoudt gij der bloedstad recht geven? Zoudt gij ze recht geven? Ja, maak haar bekend al haar gruwelen;

Ez. 22:18    (idem met kt.)   Mensenkind, die van het huis Israëls zijn Mij tot schuim geworden; zij zijn allen koper, of tin, of ijzer, of lood, in het midden des ovens; zilverschuim zijn zij geworden.

Ezechiël: zoekresultaten 1-50 (van 94)

Volgende
 

Naar zoekresultaten per Bijbelboek

Naar top van deze pagina