Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ICk hebbe lief, want de HEERE hoort mijne stemme, mijne smeeckingen. |
2 Want hy neycht sijne oore tot my: dies ick [hem] in mijne dagen sal aenroepen. |
3 De banden des doots hadden my omvangen; ende de angsten der helle hadden my getroffen: ick vondt benautheyt ende droeffenisse. |
4 Maer ick riep den Name des HEEREN aen, [seggende] Och HEERE, bevrijdt mijne ziele. |
5 De HEERE is genadich ende rechtveerdich: ende onse Godt is ontfermende. |
6 De HEERE bewaert de eenvoudige: ick was uytgeteert, doch hy heeft my verlost. |
7 Mijne ziele, keert weder tot uwe ruste, want de HEERE heeft aen u welgedaen. |
8 Want ghy [HEERE] hebt mijne ziele geredt van den doot, mijne oogen van tranen, mijnen voet van aenstoot. |
9 Ick sal wandelen voor het aengesichte des HEEREN, in de landen der levendigen. |
10 Ick hebbe gelooft, daerom sprack ick. Ick ben seer bedruckt geweest. |
11 Ick seyde in mijn haesten, Alle menschen zijn leugenaers. |
12 Wat sal ick den HEERE vergelden [voor] alle sijne weldaden aen my [bewesen]? |
13 Ick sal den beker der verlossingen opnemen, ende den Name des HEEREN aenroepen. |
14 Mijne geloften sal ick den HEERE betalen, Nu, in de tegenwoordicheyt van al sijn volck. |
15 Kostelick is in de oogen des HEEREN de doot sijner gunst-genooten. |
16 Och HEERE, sekerlick ick ben uw’ knecht, ick ben uw’ knecht, een sone uwer dienstmaecht: ghy hebt mijne banden los gemaeckt. |
17 Ick sal u offeren een offerhande van dancksegginge, ende den Name des HEEREN aenroepen. |
18 Ick sal mijne geloften den HEERE betalen, Nu, in de tegenwoordicheyt van al sijn volck. |
19 In de voorhoven des huyses des HEEREN: in’t midden van u, ô Ierusalem. Halelu-Jah. |