Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 ROEPT de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem? |
2 Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse waar paden zijn, staat Zij; |
3 Aan de zijde der poorten, vóór aan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid: |
4 Tot u, o mannen, roep Ik, en Mijn stem is tot der mensen kinderen. |
5 Gij slechten, verstaat kloekzinnigheid; en gij zotten, verstaat met het hart. |
6 Hoort, want Ik zal vorstelijke dingen spreken; en de opening Mijner lippen zal enkel billijkheid zijn. |
7 Want Mijn gehemelte zal de waarheid bedachtelijk uitspreken; en de goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel. |
8 Al de redenen Mijns monds zijn in gerechtigheid; er is niets verdraaids noch verkeerds in. |
9 Zij zijn alle recht voor dengene die verstandig is, en rechtmatig voor degenen die wetenschap vinden. |
10 Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver; en wetenschap, meer dan het uitgelezen uitgegraven goud. |
11 Want wijsheid is beter dan robijnen; en al wat men begeren mag, is met haar niet te vergelijken. |
12 Ik, Wijsheid, woon bij de kloekzinnigheid, en vind de kennis van alle bedachtzaamheid. |
13 De vreze des HEEREN is te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden. |
14 Raad en het wezen zijn Mijne; Ik ben het Verstand, Mijne is de sterkte. |
15 Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. |
16 Door Mij heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters der aarde. |
17 Ik heb lief die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. |
18 Rijkdom en eer is bij Mij; duurachtig goed en gerechtigheid. |
19 Mijn vrucht is beter dan uitgegraven goud en dan dicht goud, en Mijn inkomen dan uitgelezen zilver. |
20 Ik doe wandelen op den weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts, |
21 Opdat Ik Mijn liefhebbers doe beërven dat bestendig is; en Ik zal hun schatkameren vervullen. |
22 De HEERE bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, vóór Zijn werken, van toen aan. |
23 Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest, van den aanvang, van de oudheden der aarde aan. |
24 Ik was geboren als de afgronden nog niet waren; als nog geen fonteinen waren, zwaar van water; |
25 Aleer de bergen ingevest waren, vóór de heuvelen was Ik geboren. |
26 Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch den aanvang van de stofjes der wereld. |
27 Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke des afgronds beschreef, |
28 Toen Hij de opperwolken van boven vestigde, toen Hij de fonteinen des afgronds vastmaakte, |
29 Toen Hij de zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden, toen Hij de grondvesten der aarde stelde, |
30 Toen was Ik een Voedsterling bij Hem en Ik was dagelijks Zijn vermakingen, te allen tijde voor Zijn aangezicht spelende, |
31 Spelende in de wereld Zijns aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met der mensen kinderen. |
32 Nu dan, kinderen, hoort naar Mij; want welgelukzalig zijn zij die Mijn wegen bewaren. |
33 Hoort de tucht en wordt wijs, en verwerpt die niet. |
34 Welgelukzalig is de mens die naar Mij hoort, dagelijks wakende aan Mijn poorten, waarnemende de posten Mijner deuren. |
35 Want die Mij vindt, vindt het leven, en trekt een welgevallen van den HEERE. |
36 Maar die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen die Mij haten, hebben den dood lief. |