Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Alle inwoners der aarde, des hemels en der zee worden vermaand God te loven vanwege Zijn grootheid, majesteit, heerlijkheid, schepping en wijze regering van de wereld en alles wat erin is; en bijzonderlijk vanwege de genade des Nieuwen Testaments in de beroeping der heidenen. |
Lof vanwege Gods komst |
1 ZINGT1 den HEERE een 2nieuw lied, zingt den HEERE, 3gij ganse aarde. |
| 1 Al staat hier de naam van David niet bij, zo schijnt het nochtans dat hij de auteur van dezen psalm is; want deze psalm is een deel van den lofzang dien David gemaakt en gezongen heeft, als hij de ark des verbonds uit Obed-Edoms huis in zijn huis gebracht heeft, 1 Kron. 16:23, enz. Zie verder de aantt. aldaar. |
| 1 Kron. 16:23 Zingt den HEERE, gij ganse aarde, boodschapt Zijn heil van dag tot dag. |
| 2 Zie Ps. 33:3. |
| Ps. 33:3 Zingt Hem een nieuw lied; speelt wel met vrolijk geschal. |
| 3 Dat is, alle gij inwoners des gansen aardbodems. |
|
2 Zingt den HEERE, looft Zijn Naam; boodschapt 4Zijn heil van dag tot dag. |
| 4 Te weten het heil of de verlossing, die Hij gedaan heeft en nog dagelijks doet. |
|
3 Vertelt onder de heidenen Zijn eer, onder alle volken Zijn wonderen. |
4 Want de HEERE is groot en zeer te prijzen, Hij is vreselijk boven alle goden. |
5 Want al de goden der volken 5zijn afgoden, maar de HEERE heeft 6de hemelen gemaakt. |
| 5 Of: nietig. Zie de aantt. Lev. 19 op vers 4. 1 Sam. 12 op vers 21. Ps. 95 op vers 3. |
| Lev. 19:4 (kt.) Gij zult u tot de afgoden niet keren en u geen gegoten goden maken; Ik ben de HEERE uw God. 1 Sam. 12:21 (kt.) En wijkt niet af; want gij zoudt de ijdelheden navolgen, die niet bevorderlijk zijn, noch verlossen, want zij zijn ijdelheden. Ps. 95:3 (kt.) Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven alle goden; |
| 6 Versta hierbij: en ook de aarde en de zee en alles wat daarin is. |
|
6 Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht; sterkte en sieraad 7in Zijn heiligdom. |
| 7 Dat is, in den tabernakel of tempel, dat is, in Zijn kerk en gemeente. Zie Ps. 29:2. |
| Ps. 29:2 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams; aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms. |
|
7 Geeft den HEERE, gij geslachten der volken, geeft den HEERE eer en 8sterkte. |
| 8 Dat is, lof Zijner sterkte. Zie de aant. Ps. 8 op vers 3. |
| Ps. 8:3 (kt.) Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest om Uwer tegenpartijen wil; om den vijand en wraakgierige te doen ophouden. |
|
8 Geeft den HEERE 9de eer Zijns Naams, 10brengt offer en komt 11in Zijn voorhoven. |
| 9 Dat is, de eer die Hem toekomt. |
| 10 Door een deel van den godsdienst moet men hier den gehelen godsdienst verstaan. |
| 11 Te weten in de voorhoven des tabernakels of des tempels. Doch hierdoor moet men verstaan al de plaatsen waar de gelovigen bij elkander komen om den godsdienst te verrichten. |
|
9 aAanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms; 12schrikt voor Zijn aangezicht, 13gij ganse aarde. |
| a Ps. 29:2. |
| Ps. 29:2 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams; aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms. |
| 12 Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk zulk sidderen en beven als de vrouwen, wanneer zij in barensnood zijn, bevangt. |
| 13 Dat is, gij inwoners des gansen aardbodems. |
|
10 Zegt onder de heidenen: 14De HEERE regeert; ook zal 15de wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten 16in alle rechtmatigheid. |
| 14 Dat is, Hij doet metterdaad blijken, dat Hij Koning is over het ganse aardrijk, Ps. 93:1; 97:1; 99:1. |
| Ps. 93:1 DE HEERE regeert, Hij is met hoogheid bekleed, de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. Ps. 97:1 DE HEERE regeert, de aarde verheuge zich; dat vele eilanden zich verblijden. Ps. 99:1 DE HEERE regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubs; de aarde bewege zich. |
| 15 Zie Ps. 93:1. |
| Ps. 93:1 DE HEERE regeert, Hij is met hoogheid bekleed, de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. |
| 16 Hebr. in rechtmatigheden. |
|
11 17Dat de hemelen 18zich verblijden, en de aarde zich verheuge; dat de zee 19bruise 20met haar volheid. |
| 17 Of: De hemelen zullen zich verblijden. En alzo in het volgende. |
| 18 Dit zijn manieren van spreken, genomen van hetgeen dat de mensen doen als het hun welgaat; om aan te wijzen de uitnemendheid van Gods weldaden, die onder de regering van den Messias over de wereld komen zouden. |
| 19 Hebr. dondere. |
| 20 Hebr. en haar volheid, dat is, met hetgeen waarvan zij vol is. |
|
12 Dat het veld huppele van vreugde met al wat erin is, dat dan al de bomen des wouds juichen, |
13 Voor het aangezicht 21des HEEREN; want Hij komt, want Hij komt om de aarde 22te richten; bHij zal 23de wereld richten met gerechtigheid, en de volken met Zijn 24waarheid. |
| 21 Te weten Christus. Van Welken ook in het voorgaande gesproken is. |
| 22 Dat is, te regeren. |
| b Ps. 98:9. Openb. 19:11. |
| Ps. 98:9 Voor het aangezicht des HEEREN, want Hij komt om de aarde te richten; Hij zal de wereld richten in gerechtigheid, en de volken in alle rechtmatigheid. Openb. 19:11 En ik zag den hemel geopend, en zie, een wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid. |
| 23 Dat is, de inwoners der wereld. |
| 24 Of: getrouwheid. |