Statenvertaling.nl

sample header image

Job 5 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Job 5

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Elifaz toont dat het niet alleen verloren arbeid is zich tegen God te kanten, vs. 1. Maar ook gans schadelijk, 2. En vermaant Job zich te bekeren tot God, Die allen mensen goeddoet, 8. En voornamelijk den boetvaardigen, 11. Maar de hypocrieten in het verderf stort, 12. Waaruit Hij de vromen en armen verlost, 15. Job wordt vermaand tot geduld in zijn lijden, 17. Omdat God de vromen uit hetzelve verlost, 18. En overvloediglijk zegent, 24. Hij besluit zijn rede, door hetzelve Job te verzekeren en in te scherpen, 27.
 
Job moet naar God vragen
1 ROEP nu, 1zal er iemand zijn die u 2antwoorde? En tot wien van de 3heiligen zult gij u keren?
1 Anders: of er iemand zij die u antwoorde.
2 Of: verhore? Te weten uit de heiligen die hier op de aarde zijn, of uit de onheiligen en onvromen. De heiligen zullen u niet willen voorspreken; de anderen zullen niet kunnen. Tot wien dan zult gij u keren, als gij God zo tegenspreekt? Hij wil zeggen: Niemand.
3 Te weten mensen die nog in het leven zijn. Sommigen verstaan dit van de heilige engelen, als Job 15:15, in dezen zin, dat diezelve, hoewel zij hogelijk begaafd zijn, Jobs zaak niet zouden kunnen verdedigen; maar de omstandigheden van den tekst geven te verstaan, dat hier van vrome mensen gesproken wordt, die tegen de dwazen gesteld worden; en Elifaz neemt voor zeker op, dat die vromen de bescherming van zijn zaak niet zouden willen aannemen. verwijsteksten
 
2 Want den 4dwaze brengt de 5toornigheid om, en de ijver doodt den 6slechte.
4 Zo worden meest genaamd degenen die met valse opinies ingenomen zijnde, God naar behoren niet kennen, noch vrezen. Alzo in het volgende vers, insgelijks Ps. 107:17. Spr. 1:7, enz. verwijsteksten
5 Te weten des Heeren. Versta ook alzo in het volgende den ijver, dien de Heere heeft om de eer Zijns Naams voor te staan. Alzo wordt het woord toorn of gramschap alleen gesteld zonder bijvoeging van het woord God 2 Kron. 28:13. Zie de aant. Of men kan door den toorn en ijver verstaan de onverduldigheid en roekeloze hittigheid der dwazen in het lijden en onder de straf Gods. Sommigen stellen voor het woord ijver nijdigheid, te weten der onverstandigen en slechten. verwijsteksten
6 Versta dengene die door zijn domheid lichtelijk gelooft, lichtelijk zich laat omzetten en van het goede verleiden. Sommigen maken tussen dezen en den dwaze voormeld dit onderscheid, dat die tot het rechte einde des levens niet tracht door de behoorlijke middelen, en dat deze het rechte einde niet begrijpt.
 
3 aIk heb gezien een dwaas 7wortelende, doch 8terstond vervloekte ik zijn woning.
a Ps. 37:36. verwijsteksten
7 Dat is, voorspoedig, machtig en weelderig zijnde.
8 Te weten, als ik zag kort daarna, dat zij uitgeroeid was. Vgl. Ps. 37:35, 36. Of: terstond als ik ze gezien had, heb ik ze geoordeeld vervloekt te wezen. verwijsteksten
 
4 Verre waren zijn zonen van heil; en zij werden verbrijzeld 9in de poort, en er was geen verlosser.
9 Dat is, in het rechthuis, want in de poorten der steden werd het gericht gehouden, ten aanzien en aanhoren van het volk, dat uit- en inging. Zie Gen. 22 op vers 17. verwijsteksten
 
5 10Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot 11uit de doornen gehaald had; de 12struikrover slokte hun vermogen in.
10 Te weten des goddelozen, die even tevoren, vers 3, de dwaze is genaamd geweest. verwijsteksten
11 Dat is, uit de akkers, niettegenstaande dat zij met doornen bezet en betuind waren.
12 Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een die lang en wild haar heeft, gelijk moordenaars en struikrovers plegen te hebben. Alzo Job 18:9. verwijsteksten
 
6 Want 13uit het stof komt het 14verdriet niet voort, en de moeite spruit niet uit de aarde;
13 De zin is, dat men de oorzaken der menselijke ellenden niet moet zoeken in het ijdel geval, of het vliegende ongeluk, of enkellijk in den gewonen loop der natuur, maar in de zonde des mensen, die God naar Zijn rechtvaardig oordeel straft en tehuiszoekt.
14 Het Hebreeuwse woord betekent wel meest het kwaad der schuld, dat is, ongerechtigheid; maar het wordt ook genomen voor het kwaad der straf. Zie Ps. 90:10. Spr. 12:21. verwijsteksten
 
7 Maar de mens wordt tot moeite geboren, 15gelijk de 16spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen.
15 Hebr. en. Alzo wordt de Hebreeuwse vau dikwijls genomen, als Job 12:11; 14:12; 16:21; 34:3. Spr. 25:25. verwijsteksten
16 Hebr. de zonen der vurige kolen. Alzo wordt bij de Hebreeën een pijl genoemd de zoon van den boog, Job 41:19; insgelijks een zoon des pijlkokers, Klgld. 3:13; de tarwe een zoon des dorsvloers, Jes. 21:10. De zin nu hier is, gelijk uit een brandende kool de spranken en vonken opvliegen, die dan schade verwekken, dat ook alzo uit de aangeboren zonde voortkomen de dadelijke, die dan vele ellenden, kwalen en plagen in de wereld veroorzaken. Of: Gelijk het den spranken natuurlijk is opwaarts te vliegen, alzo is het den zondigen mens natuurlijk tot ellendigheid in deze wereld voort te komen. verwijsteksten
 
8 Doch 17ik zou naar God zoeken, en tot God mijn aanspraak richten;
17 Elifaz raadt Job dat hij zich liever verzoene met God door bekentenis van zijn zonden en de aanroeping der Goddelijke genade, dan dat hij zo tot onverduldigheid zou uitvaren.
 
9 bDie grote dingen doet 18die men niet doorzoeken kan, wonderen 19die men niet tellen kan;
b Job 9:10. Ps. 72:18. Rom. 11:33. verwijsteksten
18 Hebr. en daar is geen doorzoeking; te weten der grote dingen, die de Heere doet. Alzo Job 9:10. verwijsteksten
19 Hebr. totdat er geen getal is. Alzo onder in de voor-aangewezen plaats.
 
10 Die den regen geeft 20op de aarde, en water zendt op de 21straten;
20 Hebr. op het aangezicht der aarde. Alzo in het volgende lid van dit vers, en Job 18:17. verwijsteksten
21 Het Hebreeuwse woord betekent niet alleen straten, die buiten de huizen zijn, maar ook andere plaatsen, die buiten de steden zijn, als velden, akkers, weiden, heerstraten, tuinen, hoven, enz., gelijk dat af te leiden is uit Ps. 144:13. verwijsteksten
 
11 cOm 22de vernederden te stellen in het hoge, dat de 23rouwdragenden door heil verheven worden.
c 1 Sam. 2:7. Ps. 113:7, 8. verwijsteksten
22 Dat is, die verkleind zijn door armoede en allerlei ellende, komende voornamelijk uit gebrek van Gods zegen.
23 Hebr. zwarten; dat is, welke in het zwart gekleed zijn, als degenen die treuren of rouw dragen. Versta dan bedroefden en treurigen.
 
12 dHij maakt teniet de gedachten der arglistigen, dat hun handen niet 24één ding uitrichten.
d Neh. 4:15. Ps. 33:10. Jes. 8:10. verwijsteksten
24 Of: niets dat wezen heeft, niets wezenlijks, niets bestendigs, of deugdzaams, of: niets dat iets bijzonders is, of: hun voornemen niet uitrichten. Het Hebreeuwse woord betekent wezen, bestendigheid, iets dat waarlijk is, als hier, Job 11:6; 30:22; insgelijks wet, wijsheid, rede, deugd, overmits deze dingen bestendig, vast en duurzaam zijn, als Job 6:13; 12:16. Spr. 2:7; 3:21; 8:14. verwijsteksten
 
13 eHij vangt de 25wijzen in hun arglistigheid, dat de raad der 26verdraaiden 27gestort wordt.
e 1 Kor. 3:19. verwijsteksten
25 Dat is, die menen wijs te wezen, of: die wijs zijn naar de wereld. Alzo Jes. 44:25. Obadja vs. 8. Matth. 11:25. verwijsteksten
26 Of: tegenworstelenden. Versta degenen die met verkeerde zinnen woelen en worstelen om hun boosheden in het werk te stellen. Alzo verdraaid, voor verkeerd, Spr. 8:8. verwijsteksten
27 Hebr. verhaast, dat is, overhoopgeworpen en verstoord.
 
14 f28Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij 29in den middag.
f Deut. 28:29. verwijsteksten
28 Versta hiermede, dat zij in de allerklaarste zaken blind zijn en zonder beleid van een recht verstand, hoewel zij zich gelaten zeer wijs en scherpzinnig te wezen. Vgl. Deut. 28:28. verwijsteksten
29 Dat is, als het allerklaarst is. Vgl. Deut. 28:29. Job 11:17. Jes. 59:10. Jer. 15:8. Alzo wordt de middag genomen voor hetgeen dat zeer klaar is Ps. 37:6. verwijsteksten
 
15 Maar Hij verlost den 30behoeftige van het zwaard, van 31hun mond, en van de hand des sterken.
30 Dat is, den armen mens, die van de goddelozen verdrukt zijnde, de hulp des Heeren vandoen heeft, en wordt in het volgende vers arm genaamd, met een woord, in het oorspronkelijke betekenende niet alleen schaarsheid van middelen, maar ook zwakheid des lichaams, 2 Sam. 13:4. Ps. 41:2. verwijsteksten
31 Te weten der waanwijzen en listigen, van dewelke vers 13 gesproken is, kwade lasteringen, dreigementen en wrede raadslagen. verwijsteksten
 
16 gZo is voor den arme 32verwachting, en 33de boosheid stopt haar mond toe.
g Ps. 107:42. verwijsteksten
32 Dat is, goed dat te verwachten is; alzo Job 8:13; 11:18; 17:15. verwijsteksten
33 Dat is, de bozen staan verstomd en bedwelmd, door de verwondering van Gods oordelen, als voor het hoofd geslagen zijnde. Zie deze manier van spreken ook Ps. 107:42. verwijsteksten
 
17 hZie, gelukzalig is de 34mens denwelken God straft; daarom, verwerp de kastijding des 35Almachtigen niet.
h Spr. 3:11, 12. Hebr. 12:5. Jak. 1:12. Openb. 3:19. verwijsteksten
34 Van het Hebreeuwse woord zie Job 4 op vers 17. verwijsteksten
35 Zie Gen. 17 op vers 1. verwijsteksten
 
18 iWant Hij doet smart aan en Hij verbindt; Hij doorwondt en Zijn handen helen.
i Deut. 32:39. 1 Sam. 2:6. Hos. 6:1. verwijsteksten
 
19 kIn 36zes benauwdheden 37zal Hij u verlossen, en 38in de zevende zal u het kwaad niet aanroeren.
k Ps. 91:3, enz. verwijsteksten
36 Een zeker getal voor een onzeker. Zie Lev. 26 op vers 8. De zin is, dat God den Zijnen in vele benauwdheden bijstand zal bewijzen; ja, in zeer vele Zijn hand zo laten blijken, dat het kwaad hetwelk men vreesde, niet over hen zal komen. Zie gelijke manier van een groot en onzeker getal zekerlijk te stellen Spr. 6:16; 24:16; 30:18, 29. verwijsteksten
37 Te weten, zo gij op Hem door het geloof vertrouwt, Hem door het gebed aanroept en door ware bekering uw leven naar Zijn geboden aanstelt.
38 Anders: in zeven. Dat hier eerst het getal van zes, en daarna van zeven gesteld wordt, dient eigenlijk tot uitbreiding en versiering der taal. Vgl. Spr. 6:16; 30:15, 18, 21, 29. verwijsteksten
 
20 In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog 39van het geweld des zwaards.
39 Hebr. van de handen des zwaards, dat is, van het geweld des oorlogs of der wapenen. Alzo Ps. 63:11. Insgelijks van de hand des grafs, Ps. 49:16; van de hand des striks, Ps. 141:9; nog van de hand des grafs, Hos. 13:14; alzo van de hand des leeuws en des beers, 1 Sam. 17:37; van de hand des honds, Ps. 22:21, enz. verwijsteksten
 
21 40Tegen den gesel der tong zult gij verborgen wezen, en gij zult niet vrezen voor de verwoesting, als zij komt.
40 Dat is, tegen de lasterwoorden, achterklappingen en leugentalen, waardoor de kwaadsprekende mensen tegen de vromen overal uitbreken en woeden. Anders: In, dat is, als gij gelasterd wordt, of: Van.
 
22 Tegen de verwoesting en tegen den honger 41zult gij lachen, en voor het gedierte der aarde zult gij niet vrezen.
41 Dat is, gij zult hen belachen, verachten, en daarom niet bezwaard zijn. Lachen, voor verachten, als Job 39:10, 25. Ps. 2:4; 37:13. Spr. 31:25. verwijsteksten
 
23 Want met de 42stenen des velds 43zal uw verbond zijn, len het gedierte des velds zal met u bevredigd zijn.
42 Te weten, opdat gij u aan dezelve niet stoot. De zin is, dat hij van alle gevaren vrij zou zijn, voornamelijk gaande en reizende door het land heen. Sommigen verstaan door de stenen harde, wrede en moedwillige mensen, die God de Heere in den toom zou houden, opdat de vromen daarvan geen schade zouden lijden. Vgl. Ps. 91:12. verwijsteksten
43 Dat is, gij zult geen schade daarvan lijden. Zie dezelfde manier van spreken Jes. 28:15, alwaar de goddelozen zeggen, dat zij met den dood en de hel een verbond gemaakt hadden; willende zo te verstaan geven dat zij daarvan niet zouden beschadigd worden. Zie ook Hos. 2:17. verwijsteksten
l Hos. 2:17. verwijsteksten
 
24 En gij zult 44bevinden dat uw 45tent in 46vrede is; en gij zult uw woning 47verzorgen, en 48zult niet feilen.
44 Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen Gen. 3:7; 8:11. Num. 14:34. Alzo in het volgende vers. verwijsteksten
45 Dat is, huis of woning, gelijk het volgende woord uitwijst; alzo Job 8:22; 11:14, enz. Zie ook 2 Kon. 13 op vers 5. verwijsteksten
46 Dat is, voorspoed en welstand. Zie Gen. 37 op vers 14. verwijsteksten
47 Hebr. bezoeken; dat is, voorzien, gadeslaan en acht daarop geven, volbrengende uw schuldigen plicht jegens uw huisgezin. Alzo wordt God gezegd te bezoeken Zijn volk, Ruth 1:6, als Hij het spijze heeft gegeven; den mens, Ps. 8:5, als Hij zorg voor hem draagt; Zijn wijnstok, Ps. 80:15, als Hij hem beschermt tegen de vijanden. Vgl. Gen. 21 op vers 1. verwijsteksten
48 Dat is, doende uw schuldigen plicht in het voorstaan en verzorgen van uw huis, zult gij geen fout hebben; aangezien de Heere al uw doen zal laten wel gelukken. Het Hebreeuwse woord chata wordt ook voor feilen of missen genomen Richt. 20:16. Zie de aant. aldaar. verwijsteksten
 
25 Ook zult gij bevinden dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw 49spruiten als het kruid der aarde.
49 Dat is, kinderen, die uit u en de uwen zullen voortkomen. Alzo Job 21:8; 27:14. Jes. 22:24; 48:19. verwijsteksten
 
26 Gij zult in ouderdom ten grave komen, gelijk de korenhoop te zijner tijd 50opgevoerd wordt.
50 Hebr. opgaat, opklimt. Deze gelijkenis wordt genomen van vruchten, dewelke in den tijd van den oogst uit den akker verzameld zijnde, tezamen in grote hopen opeengelegd en daarna ingevoerd worden; want gelijk deze niet dan volrijp zijnde zo opeengestapeld worden en op den dorsvloer gebracht, alzo is het, dat de vromen in hun vollen ouderdom, wanneer die hun tot een zegen verstrekt, onverdrietelijk geraken tot hun graf, hetwelk een aardhoop genaamd wordt Job 21:32. verwijsteksten
 
27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het is alzo; hoor het en bemerk gij het 51voor u.
51 Dat is, tot uw best.

Einde Job 5