Psalm 142 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 142
1 EEn onderwijsinge Davids, een gebedt als hy in de speloncke was. |
2 Ick riep met mijn stemme tot den HEERE, ick smeeckte tot den HEERE met mijn stemme. |
3 Ick stortte mijn klachte uyt voor sijn aengesichte: ick gaf te kennen voor sijn aengesichte mijne benaeuwtheyt. |
4 Als mijn geest in my overstelpt was, so hebt ghy mijn padt gekent: Sy hebben my eenen strick verborgen op den wech dien ick gaen soude. |
5 Ick sach uyt ter rechterhant, ende siet so en was daer niemant die my kende, daer en was geen ontvlieden voor my: niemant sorchde voor mijne ziele. |
6 Tot u riep ick, ô HEERE: ick seyde, Ghy zijt mijn toevlucht, mijn deel in’t lant der levendigen. |
7 Lett op mijn geschrey, want ick ben seer uytgeteert, reddet my van mijne vervolgers, want sy zijn machtiger dan ick. |
8 Voert mijne ziele uyt de gevangenisse, om uwen name te loven: de rechtveerdige sullen my omringen, wanneer ghy wel by my sult gedaen hebben. |
Einde Psalm 142