Statenvertaling.nl

sample header image

1 Samuël 27 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Samuël 27

1 DAvid nu seyde in sijn herte: Nu sal ick der dagen een door Sauls hant omcomen: my is niet beter, dan dat ick haestelick ontkome in het lant der Philistijnen, op dat Saul van my de hope verliese, om my meer te soecken in de gantsche lantpale Israëls, so sal ick ontkomen uyt sijne hant.
2 Doe maeckte hem David op, ende hy ginck door, hy, ende de ses hondert mannen die by hem waren, tot Achis den sone Maochs den Coninck van Gath.
3 Ende David bleef by Achis te Gath, hy, ende sijne mannen, een yegelick met sijn huys: David, met sijne beyde wijven, Ahinoam de Izreëlitische, ende Abigaïl de huysvrouwe Nabals, de Carmelitische.
4 Doe Saul gebootschapt wert, dat David gevluchtt was nae Gath: so en voer hy niet meer voort hem te soecken.
5 Ende David seyde tot Achis, Indien ick nu genade in uwe oogen gevonden hebbe, men geve my een plaetse in eene van de steden des lants, dat ick daer woone: want waerom soude uw’ knecht in de Conincklicke stadt by u woonen?
6 Doe gaf hem Achis te dien dage Ziklag: Daerom is Ziklag der Coningen van Iuda geweest tot op desen dach.
7 ’T getal nu der dagen die David in het lant der Philistijnen woonde, was een jaer, ende vier maenden.
8 David nu tooch op met sijne mannen, ende sy overvielen de Gesuriten, ende de Girziten, ende de Amalekiten: (want dese die zijn van outs geweest de inwoonders des lants) daer ghy gaet nae Sur, ende tot aen Egyptenlant.
9 Ende David sloech dat lant, ende en liet noch man noch vrouwe leven: oock nam hy de schapen ende runderen, ende de eselen, ende kemels, ende kleederen, ende keerde weder ende quam tot Achis.
10 Als Achis seyde, Waer zijt ghylieden heden ingevallen? so seyde David, Tegen’t Zuyden van Iuda, ende tegen’t Zuyden der Ierahmeëliten, ende tegen ’t Zuyden der Keniten.
11 Ende David en liet noch man noch vrouwe leven, om te Gath te brengen, seggende, Datse misschien van ons niet en bootschappen, seggende, Alsoo heeft David gedaen: ende alsoo was sijne wijse, alle de dagen die hy in der Philistijnen lant gewoont heeft.
12 Ende Achis geloofde David, seggende, Hy heeft hem ’t eenemael stinckende gemaeckt by sijn volck, in Israël, daerom sal hy eeuwichlick my tot eenen knecht zijn.

Einde 1 Samuël 27