Statenvertaling.nl

sample header image

1 Samuël 19 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Samuël 19

1 DErhalven sprack Saul tot sijnen sone Ionathan, ende tot alle sijne knechten, om David te dooden: Doch Ionathan Sauls sone hadde groot welgevallen aen David.
2 Ende Ionathan vercondigde ’t David, seggende, Mijn vader Saul soeckt u te dooden: nu dan, wacht u doch ’s morgens, ende blijft in’t verborgen, ende versteeckt u.
3 Doch ick sal uytgaen, ende aen de hant mijnes vaders staen op’t velt, daer ghy sult zijn, ende ick sal van u tot mijnen vader spreken: ende sal sien wat het zy, dat sal ick u vercondigen.
4 So sprack dan Ionathan goet van David tot sijnen vader Saul: ende hy seyde tot hem, De Coninck en sondige niet tegen sijnen knecht David, om dat hy tegen u niet gesondicht en heeft, ende om dat sijne daden voor u seer goet zijn:
5 Want hy heeft sijne ziele in sijne hant geset, ende hy heeft den Philistijn geslagen, ende de HEERE heeft een groot heyl den gantschen Israël gedaen, ghy hebt het gesien, ende ghy zijt verblijt geweest: waerom soudt ghy dan tegen onschuldich bloet sondigen, David sonder oorsake doodende?
6 Saul nu hoorde nae de stemme Ionathans: ende Saul swoer, [soo waerachtich als] de HEERE leeft, Hy en sal niet gedoodt worden.
7 Ende Ionathan riep David, ende Ionathan gaf hem alle dese woorden te kennen: ende Ionathan bracht David tot Saul, ende hy was voor sijn aengesichte als gisteren [ende] eergisteren.
8 Ende daer wert wederom crijch: ende David tooch uyt, ende streedt tegen de Philistijnen, ende hy sloechse met eenen grooten slach, ende sy vloden voor sijn aengesichte.
9 Doch de boose geest des HEEREN was over Saul, ende hy sat in sijn huys, ende sijn spiesse was in sijn hant: ende David speelde op snaren-spel met der hant.
10 Saul nu socht met de spiesse David aen den wandt te spitten, doch hy ontweeck van het aengesichte Sauls, die met de spieesse in den wandt sloech: doe vloodt David, ende ontquam in dien selven nacht.
11 Maer Saul sondt boden henen tot Davids huys, dat sy hem bewaerden, ende dat sy hem des morgens doodden: dit gaf Michal, sijne huys-vrouwe, David te kennen, seggende, Indien ghy uwe ziele desen nacht niet en behoedet, so sult ghy morgen gedoodt worden.
12 Ende Michal liet David door een venster neder: ende hy ginck henen, ende vluchtte, ende ontquam.
13 Ende Michal nam een beelt, ende sy leyde’t in’t bedde, ende sy leyde een geyten vel aen sijn hooft-peuluwe, ende deckte’t met een cleet toe.
14 Saul nu sondt boden om David te halen: sy dan seyde, Hy is sieck.
15 Doe sondt Saul boden om David te besien, seggende: Brengt hem in’t bedde tot my op, datmen hem doode:
16 Als de boden quamen, so siet daer was een beelt in’t bedde, ende daer was een geyten-vel aen sijn hooft-peuluwe.
17 Doe seyde Saul tot Michal, Waerom hebt ghy my alsoo bedrogen? ende hebt mijnen vyant laten gaen, dat hy ontcomen is? Michal nu seyde tot Saul, Hy seyde tot my, Laet my gaen, waerom soude ick u dooden?
18 Also vluchtte David, ende ontquam, ende hy quam tot Samuel te Rama, ende hy gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaen hadde: ende hy ende Samuel gingen henen, ende sy bleven te Najoth.
19 Ende men bootschapte Saul, seggende: Siet David is te Najoth by Rama.
20 Doe sondt Saul boden henen om David te halen, die sagen een vergaderinge van Propheten propheterende, ende Samuel staende, over hen gestelt: ende de Geest Godes was over Sauls boden, ende die propheteerden oock.
21 Doe men’t Saul bootschapte, so sondt hy andere boden, ende die propheteerden oock: doe voer Saul voort, ende sondt de derde boden, ende die propheteerden oock.
22 Daer na ginck hy oock selve nae Rama, ende hy quam tot den grooten water-put, die te Sechu was, ende hy vraechde, ende seyde, Waer is Samuel, ende David? doe wert hem geseyt, Siet, sy zijn te Najoth by Rama.
23 Doe ginck hy derwaerts nae Najoth by Rama: ende deselve Geest Godes was oock op hem, ende hy al voortgaende, propheteerde, tot dat hy te Najoth in Rama quam.
24 Ende hy tooch selfs oock sijne cleederen uyt, ende hy propheteerde selfs oock, voor het aengesichte Samuels, ende hy viel bloot neder dien selven gantschen dach, ende de gantsche nacht: daerom seytmen, Is Saul oock onder de Propheten?

Einde 1 Samuël 19