Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 DOe seyde Samuel tot Saul, De HEERE heeft my gesonden, dat ick u ten Coninck salfde over sijn volck, over Israël: hoort dan nu de stemme der woorden des HEEREN. |
2 Alsoo seyt de HEERE der heyrscharen, Ick hebbe besocht ’t gene dat Amalek Israël gedaen heeft: hoe hy sich tegen hem gestelt heeft op den wech, doe hy uyt Egypten opquam. |
3 Gaet nu henen, ende slaet den Amalek, ende verbannet alles wat hy heeft, ende en verschoont hem niet: maer doodet van den man af tot de vrouwe toe, van de kinders tot de soogelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de eselen toe. |
4 Dit verkondichde Saul den volcke, ende hy teldese te Telaim, twee hondert duysent voet-volcx: ende tien duysent mannen van Iuda. |
5 Als Saul tot aen de stadt Amalek quam: so leyde hy een achterlage in het dal. |
6 Ende Saul liet den Keniten seggen, Gaet wech, wijckt, treckt af uyt het midden der Amalekiten, op dat ick u met hen niet wech en ruyme, want ghy hebt barmherticheyt gedaen aen alle de kinderen Israëls, doe sy uyt Egypten op quamen: Also weken de Keniten uyt het midden der Amalekiten. |
7 Doe sloech Saul de Amalekiten van Havila aen tot daer ghy komt te Sur, dat voor aen Egypten is. |
8 Ende hy vinck Agag den Coninck der Amalekiten levendich: maer al het volck verbande hy door de scherpte des sweerts. |
9 Doch Saul ende ’t gantsche volck verschoonde Agag, ende de beste schapen, ende runderen, ende de naest [beste] ende de lammeren, ende al wat best was, ende sy en wildense niet verbannen: maer alle dinck dat verachtsaem, ende dat verdwijnende was, dat verbanden sy. |
10 Doe geschiedde het woort des HEEREN tot Samuel, seggende: |
11 Het berouwt my dat ick Saul tot Coninck gemaeckt hebbe, dewijle hy sich van achter my af gekeert heeft, ende mijne woorden niet bevestigt en heeft: doe ontstack Samuel, ende hy riep tot den HEERE den gantschen nacht. |
12 Daerna maeckte sich Samuel des morgens vroech op, Saul te gemoete: ende het wert Samuel gebootschapt, seggende, Saul is te Carmel gekomen, ende siet, hy heeft sich eenen pilaer gestelt, daerna is hy omgetogen, ende doorgetrocken, ende nae Gilgal afgekomen. |
13 Samuel nu quam tot Saul, ende Saul seyde tot hem, Gesegent zijt ghy den HEERE, Ick hebbe des HEEREN woort bevestigt. |
14 Doe seyde Samuel, Wat is dan dit voor een stemme der schapen in mijne ooren; ende een stemme der runderen die ick hoore? |
15 Saul nu seyde, Sy hebbense van de Amalekiten gebracht, want het volck heeft de beste schapen ende runderen verschoont, om den HEERE uwen Godt te offeren: maer het overige hebben wy verbannen. |
16 Doe seyde Samuel tot Saul, Houdt op, so sal ick u te kennen geven, wat de HEERE te nacht tot my gesproken heeft: hy dan seyde tot hem, Spreeckt. |
17 Ende Samuel seyde: Ist niet [alsoo], doe ghy kleyn waert in uwe oogen, dat ghy het hooft der stammen Israëls geworden zijt? ende dat u de HEERE tot Coninck over Israël gesalft heeft? |
18 Ende de HEERE heeft u op den wech gesonden, ende geseyt, Gaet henen, ende verbant de sondaers, de Amalekiten, ende strijdt tegen hen, tot dat ghy de selve te niete doet. |
19 Waerom doch en hebt ghy nae de stemme des HEEREN niet gehoort, maer zijt tot den roof gevlogen, ende hebt gedaen dat quaet was in de oogen des HEEREN? |
20 Doe seyde Saul tot Samuel, Ick hebbe immers nae de stemme des HEEREN gehoort, ende hebbe gewandelt op den wech, op den welcken my de HEERE gesonden heeft: ende ick hebbe Agag den Coninck der Amalekiten [mede] gebracht, maer de Amalekiten heb’ ick verbannen. |
21 Het volck nu heeft genomen van den roof, schapen ende runderen, het voornaemste van het verbannene, om den HEERE uwen Godt op te offeren te Gilgal. |
22 Doch Samuel seyde, Heeft de HEERE lust aen brantofferen, ende slachtofferen, als aen het gehoorsamen der stemme des HEEREN? siet, gehoorsamen is beter dan slachtoffer, op-mercken dan het vette der rammen. |
23 Want wederspannicheyt is een sonde der tooverye, ende wederstreven is afgoderye, ende beelden-dienst: Om dat ghy des HEEREN woort verworpen hebt, so heeft hy u verworpen, dat ghy geen Koninck en sult zijn. |
24 Doe seyde Saul tot Samuel, Ick hebbe gesondicht, om dat ick des HEEREN bevel ende uwe woorden overtreden hebbe: want ick het volck gevreest ende nae hare stemme gehoort hebbe. |
25 Nu dan, vergeeft my doch mijne sonde: ende keert met my wederom, dat ick den HEERE aenbidde. |
26 Doch Samuel seyde tot Saul, Ick en sal met u niet wederkeeren: om dat ghy het woort des HEEREN verworpen hebt, so heeft u de HEERE verworpen, dat ghy geen Coninck over Israël sult zijn. |
27 Als sich Samuel omkeerde om wech te gaen: so greep hy een slippe sijnes mantels, ende sy scheurde. |
28 Doe seyde Samuel tot hem, De HEERE heeft heden het Coninckrijcke Israëls van u afgescheurt, ende heeft het uwen naesten gegeven, die beter is dan ghy. |
29 Ende oock en liegt hy, die de overwinninge Israels is, niet, ende ’t en berouwt hem niet: want hy en is geen mensche, dat hem [yet] berouwen soude. |
30 Hy dan seyde, Ick hebbe gesondicht, eert my doch nu voor de Outste mijnes volcx, ende voor Israël: ende keert wederom met my, dat ick den HEERE uwen Godt aenbidde. |
31 Doe keerde Samuel wederom Saul nae: ende Saul aenbadt den HEERE. |
32 Doe seyde Samuel, Brengt Agag den Coninck der Amalekiten hier tot my: Agag nu ginck tot hem weeldelick: ende Agag seyde, Voorwaer de bitterheyt des doots is geweken. |
33 Maer Samuel seyde, Gelijck als u sweert de wijven harer kinderen berooft heeft, alsoo sal uwe moeder harer kinderen berooft werden onder de wijven: Doe hieuw Samuel Agag in stucken voor het aengesichte des HEEREN te Gilgal. |
34 Daerna ginck Samuel nae Kama: ende Saul ginck op nae sijn huys te Gibea Sauls. |
35 Ende Samuel en sach Saul niet meer tot den dach sijnes doots toe, evenwel droech Samuel leet om Saul: ende het berouwde den HEERE, dat hy Saul tot Coninck over Israël gemaeckt hadde. |