Statenvertaling.nl

sample header image

1 Samuël 13 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Samuël 13

1 SAul was een jaer in sijne regeringe geweest, ende het tweede jaer regeerde hy over Israël:
2 Doe verkoos sich Saul drye duysent [mannen] uyt Israël, ende daer warender by Saul twee duysent te Michmas, ende op het geberchte Bethels, ende duysent warender by Ionathan te Gibea-Benjamins: ende het overige des volcx liet hy gaen, eenen yegelicken nae sijne tente.
3 Doch Ionathan sloech de besettinge der Philistynen, die te Geba was, ’t welck de Philistynen hoorden: daerom blies Saul met de basuyne in ’t gantsche lant, seggende, Laet het de Hebreen hooren.
4 Doe hoorde ’t gantsche Israël seggen, Saul heeft de besettinge der Philistynen geslagen, ende oock is Israël stinckende geworden by de Philistynen: doe wert het volck t’ samen geroepen, achter Saul, nae Gilgal.
5 Ende de Philistynen werden versamelt om te strijden tegen Israël, dertich duysent wagens, ende ses duysent ruyteren, ende volck in menichte als het zant dat aen den oever der Zee is: ende sy togen op, ende legerden haer te Michmas, tegen ’t oosten van Beth-Aven.
6 Doe de mannen van Israël sagen, dat sy in noot waren (want het volck was benauwt), so verberchde sich het volck in de speloncken, ende in de doorn-bosschen, ende in de steen-klippen, ende in de vestingen, ende in de putten.
7 De Hebreen nu gingen over de Iordane in het lant Gad, ende Gilead: Doe Saul noch selfs te Gilgal was, so quam al het volck bevende achter hem.
8 Ende hy vertoefde seven dagen, tot den tijt dien Samuel bestemt hadde: Als Samuel te Gilgal niet op en quam, so verstroyde het volck van hem.
9 Doe seyde Saul, Brengt tot my herwaerts een brantoffer, ende danckofferen: ende hy offerde brantoffer.
10 Ende ’t geschiedde doe hy ge-eyndigt hadde het brantoffer te offeren, siet so quam Samuel: ende Saul ginck uyt hem te gemoete, om hem te segenen.
11 Doe seyde Samuel, Wat hebt ghy gedaen? Saul nu seyde, Omdat ick sach dat sich het volck van my verstroyde, ende ghy op den bestemden tijt der dagen niet en quaemt, ende de Philistynen te Michmas vergadert waren:
12 So seyde ick, Nu sullen de Philistynen tot my afkomen te Gilgal, ende ick en hebbe het aengesichte des HEEREN niet eernstlick aengebeden: so dwong ick my selven, ende hebbe brantoffer geoffert.
13 Doe seyde Samuel tot Saul, Ghy hebt sottelick gedaen, ghy en hebt des HEEREN uwes Godts gebodt niet gehouden, dat hy u geboden heeft, want de HEERE soude nu u Rijcke over Israël bevestigt hebben tot in eeuwicheyt.
14 Maer nu en sal u Rijcke niet bestaen: de HEERE heeft sich eenen man gesocht nae sijn herte, ende de HEERE heeft hem geboden een Voorganger te zijn over sijn volck, om dat ghy niet gehouden en hebt, dat u de HEERE geboden hadde.
15 Doe maeckte sich Samuel op, ende hy ginck op van Gilgal, nae Gibea Benjamins: ende Saul telde het volck, dat by hem gevonden wiert, ontrent ses hondert man.
16 Ende Saul ende sijn sone Ionathan, ende ’t volck dat by hen gevonden was, bleven te Geba Benjamins: maer de Philistynen waren te Michmas gelegert.
17 Ende de verdervers gingen uyt het leger der Philistynen, in drye hoopen: d’ een hoop keerde sich op den wech nae Ophra, nae het lant Sual.
18 Ende een hoop keerde sich nae den wech van Beth-horon: ende een hoop keerde sich nae den wech der lantpale die nae het dal Zeboim nae de woestijne aensiet.
19 Ende daer en wiert geen smit gevonden in den gantschen lande Israëls: want de Philistynen hadden geseyt, Op dat de Hebreen geen sweert noch spiesse en maken.
20 Daerom moeste gantsch Israël tot de Philistynen aftrecken, op dat een yegelick sijn ploech-yser, ofte sijn spade, ofte sijn byle, ofte sijn houweel scherpen liete.
21 Maer sy hadden tandige vylen tot hare houweelen, ende tot hare spaden, ende tot de drytandige vorken, ende tot de bylen, ende tot het stellen der prickelen.
22 Ende ’t geschiedde ten dage des strijts, datter geen sweert, noch spiesse gevonden en wert in de hant des gantschen volcx, dat by Saul ende by Ionathan was: doch by Saul ende by Ionathan sijnen sone werdense gevonden.
23 Ende der Philistijnen leger tooch nae den doortocht van Michmas.

Einde 1 Samuël 13