Statenvertaling.nl

sample header image

1 Samuël 10 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Samuël 10

1 DOe nam Samuel een oly-kruycke, ende gootse uyt op sijn hooft, ende kuste hem: ende seyde: Ist niet [alsoo] dat de HEERE u tot eenen Voorganger over sijn erfdeel gesalft heeft?
2 Als ghy heden van my gaet, so sult ghy twee mannen vinden by het graf Rachels, aen de lantpale Benjamins te Zelzah: die sullen tot u seggen, De eselinnen zijn gevonden, die ghy zijt gaen soecken, ende siet, uw’ vader heeft de saken der eselinnen verlaten, ende hy is bekommert voor ulieden, seggende, Wat sal ick om mijnen sone doen?
3 Als ghy u van daer ende voorder aen begeeft, ende sult komen tot aen Elon Thabor, daer sullen u drye mannen vinden, opgaende tot Godt nae Beth-el: een, dragende drye bocxkens, ende een, dragende drye bollen broots, ende een, dragende een flessche wijns.
4 Ende sy sullen u nae [uwen] welstant vragen; ende sy sullen u twee brooden geven, die sult ghy van haer hant nemen.
5 Daer na sult ghy komen op den heuvel Godes, daer der Philistijnen besettingen zijn: ende ’t sal geschieden, als ghy aldaer in de stadt komt, so sult ghy ontmoeten eenen hoop Propheten, van der hoochte afkomende, ende voor hare aengesichten luyten ende trommelen, ende pijpen, ende harpen, ende sy sullen propheteren .
6 Ende de Geest des HEEREN sal veerdich worden over u, ende ghy sult met hen propheteren: ende ghy sult in eenen anderen man verandert worden.
7 Ende ’t sal geschieden, als u dese teeckenen sullen komen, doet ghy wat uwe hant vinden sal, want Godt sal met u zijn.
8 Ghy nu sult voor mijn aengesichte afgaen nae Gilgal, ende siet, Ick sal tot u afkomen, om brantofferen te offeren, om te offeren offerhanden der dancksegginge: seven dagen sult ghy [daer] beyden, tot dat ick tot u kome, ende u bekent make, wat ghy doen sult.
9 ’T geschiedde nu, doe hy sijne schouder keerde, om van Samuel te gaen, veranderde hem Godt het herte [in] een ander: ende alle die teeckenen quamen ten selven dage.
10 Doe sy daer aen den heuvel quamen, siet, so [quam] hem een hoop Propheten te gemoete: ende de Geest des HEEREN wert veerdich over hem, ende hy propheteerde in het midden van hen.
11 Ende ’t geschiedde, als een yegelick die hem van te vooren gekent hadde, sach, dat hy, siet, propheteerde met de Propheten, so seyde ’t volck, een yeder tot sijn metgeselle, Wat is dit, dat den sone Kis geschiet is? Is Saul oock onder de Propheten?
12 Doe antwoordde een man van daer, ende seyde, Wie is doch haren vader? daerom ist tot een spreeckwoort geworden, Is Saul oock onder de Propheten?
13 Doe hy nu voleyndt hadde te propheteren, so quam hy op de hoochte.
14 Ende Sauls oom seyde tot hem, ende tot sijnen jongen, Waer zijt ghylieden henen gegaen? hy nu seyde, Om de eselinnen te soecken: doe wy sagen datser niet en waren, so quamen wy tot Samuel.
15 Doe seyde Sauls oom: Geeft my doch te kennen, wat heeft Samuel ulieden geseyt?
16 Saul nu seyde tot sijnen oom, Hy heeft ons voor seker te kennen gegeven, dat de eselinnen gevonden waren: maer de sake des Coninckrijcx, daer van Samuel geseyt hadde, en gaf hy hem niet te kennen.
17 Doch Samuel riep het volck te samen tot den HEERE te Mizpa.
18 Ende hy seyde tot de kinderen Israëls, Alsoo heeft de HEERE de Godt Israels gesproken, Ick hebbe Israël uyt Egypten opgebracht: ende ick hebbe ulieden van de hant der Egyptenaren geredt, ende van de hant aller Coninckrijcken, die u onderdruckten.
19 Maer ghylieden hebt heden uwen Godt verworpen, die u uyt al uwe elenden ende uwe nooden verlost heeft, ende hebt tot hem geseyt, Sett eenen Koninck over ons: nu dan, stelt u voor het aengesichte des HEEREN nae uwe stammen, ende nae uwe duysenden.
20 Doe nu Samuel alle de stammen Israëls hadde doen naederen, so is de stamme Benjamins geraeckt.
21 Doe hy de stamme Benjamins dede aenkomen nae hare geslachten, so wert het geslachte van Matri geraeckt: ende Saul de sone Kis wert geraeckt, ende sy sochten hem, maer hy en wiert niet gevonden.
22 Doe vraegden sy voorder den HEERE, of die man noch derwaerts komen soude? de HEERE dan seyde, Siet hy heeft hem tusschen de vaten versteken.
23 Sy nu liepen, ende namen hem van daer, ende hy stelde sich in ’t midden des volcks: ende hy was hooger dan al het volck, van sijne schouder ende opwaerts.
24 Doe seyde Samuel tot den gantsche volcke: Siet ghy, wien de HEERE verkoren heeft? want gelijck hy en isser niemant onder den gantschen volcke: doe juychte ’t gantsche volck, ende seyden, De Coninck leve.
25 Samuel nu sprack tot den volcke het recht des Coninckrijckx, ende schreef het in een boeck, ende leyde het voor het aengesichte des HEEREN: Doe liet Samuel ’t gantsche volck gaen, elck nae sijn huys.
26 Ende Saul ginck oock nae sijn huys te Gibea, ende [van] het heyr gingen met hem, welcker herte Godt geroert hadde.
27 Doch de kinderen Belials seyden, Wat soude ons dese verlossen? ende sy verachtten hem, ende en brachten hem geen geschenck: doch hy was als doof.

Einde 1 Samuël 10