Statenvertaling.nl

sample header image

2 Petrus 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Petrus 3

1 DEsen tweeden Sendbrief, geliefde, schrijve ick nu aen u, in welcke [beyde] ick door vermaninghe uw’ oprecht gemoet opwecke:
2 Op dat ghy gedachtigh zijt aen de woorden die van de heylige Propheten te voren gesproken zijn, ende aen ons’ gebodt, die wy des Heeren ende Salichmakers Apostelen zijn:
3 Dit eerst wetende, dat in’t laetste der dagen spotters comen sullen, die na hare eygene begeerlickheden sullen wandelen:
4 Ende seggen, Waer is de belofte sijner toecomste? want van dien [dagh] dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alsoo [gelijck] van het begin der scheppinge.
5 Want willens is dit haer onbekent, dat door het woort Godts de hemelen van over langhe geweest zijn, ende de aerde uyt het water ende in het water bestaende.
6 Door welcke de werelt, die doe was, met het water der sundt-vloedt bedeckt zijnde vergaen is.
7 Maer de hemelen die nu zijn, ende de aerde, zijn door het selve woort als een schat wech geleght, ende worden ten vyere bewaert tegen den dagh des oordeels, ende der verdervinge der godloose menschen.
8 Doch dese eene sake en zy u niet onbekent, geliefde, dat eenen dagh by den Heere is als duysent jaren, ende duysent jaren als eenen dagh.
9 De Heere en vertraeght de belofte niet, ( gelijck eenige [dat] traegheyt achten) maer is lanckmoedigh over ons, niet willende dat eenige verloren gaen, maer dat’se alle tot bekeeringe komen.
10 Maer de dagh des Heeren sal komen als een dief in den nacht, in welcken de hemelen met een gedruysch sullen voor-by gaen, ende de elementen branden sullen ende vergaen, ende de aerde, ende de wercken die daer in zijn, sullen verbranden.
11 Dewijle dan dese dingen alle vergaen, hoedanige behoort ghy te zijn in heyligen wandel ende Godsalicheyt:
12 Verwachtende ende haestende tot de toecomste van den dagh Godts, in welcken de hemelen door vyer onsteken zijnde sullen vergaen, ende de elementen brandende sullen versmelten?
13 Maer wy verwachten, na sijne belofte nieuwe hemelen ende een nieuwe aerde, in de welcke gerechticheyt woont.
14 Daerom, geliefde, verwachtende dese dingen, beneerstight u dat ghy onbevleckt ende onbestraffelick van hem bevonden mooght worden in vrede:
15 Ende acht de lanckmoedicheydt onses Heeren voor salicheyt: gelijckerwijs oock onse geliefde broeder Paulus, na de wijsheyt die hem gegeven is, u lieden geschreven heeft:
16 Gelijck oock in alle Send-brieven daer in van dese dingen sprekende: in welcke dingen sommige swaer zijn om te verstaen, die de ongeleerde ende onvaste [menschen] verdraeyen, gelijck oock de andere Schriften, tot haer eygen verderf.
17 Ghy dan, geliefde, [sulcks] te voren wetende, wacht u dat ghy niet door de verleydinge der grouwelijcke menschen mede afgeruckt en wort, ende uytvalt van uwe vasticheyt:
18 Maer wast op inde genade ende kennisse onses Heeren ende Salichmakers Iesu Christi. Hem zy de heerlickheyt, beyde nu, ende in den dagh der eeuwicheyt. Amen.

Einde 2 Petrus 3