Statenvertaling.nl

sample header image

1 Thessalonicenzen 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Thessalonicenzen 3

1 DAerom [dese begeerte] niet langer connende verdragen, hebben wy geerne willen te Athenen alleen gelaten worden:
2 Ende hebben gesonden Timotheum onsen broeder, ende Godts dienaer, ende onsen mede-arbeyder in den Euangelio Christi, om u te verstercken, ende u te vermanen van uw’ geloove:
3 Op dat niemandt beweeght en worde in dese verdruckingen. Want ghy weet selve, dat wy hier toe gestelt zijn.
4 Want oock doe wy by u waren, voorseyden wy u, dat wy souden verdruckt worden, gelijck oock geschiet is, ende ghy weet het.
5 Daerom oock [dese begeerte] niet langer konnende verdraghen, hebbe ick [hem] gesonden om uw’ geloove te verstaen: of niet misschien de Versoecker u soude versocht hebben, ende onsen arbeydt ydel soude wesen.
6 Maer als Timotheus nu van u lieden tot ons gecomen was, ende ons de goede bootschap gebracht hadde van uw’ geloove ende liefde, ende dat ghy altijt goede gedachtenisse van ons hebt, zeer begeerich zijnde om ons te sien, gelijck wy oock om u lieden:
7 So zijn wy daerom, broeders, over u in alle onse verdruckinge ende noodt vertroost geworden door uw’ geloove:
8 Want nu leven wy, indien ghy [vast] staet in den Heere.
9 Want wat dancksegginge connen wy Gode tot vergeldinge weder geven voor u, van wegen alle de blijdtschap, waermede wy ons om uwent wille verblijden voor onsen Godt,
10 Nacht ende dagh seer overvloedelick biddende om uw’ aengesicht te mogen sien, ende te volmaken ’tgene aen uw’ geloove gebreeckt?
11 Doch onse Godt ende Vader selve, ende onse Heere Iesus Christus rechte onsen wegh tot u.
12 Ende de Heere vermeerdere u, ende maecke [u] overvloedigh in de liefde tegen malcanderen, ende tegen alle, gelijck wy oock zijn tegen u:
13 Op dat hy uwe herten verstercke om onberispelick te zijn in heylichmakinge, voor onsen Godt ende Vader, in de toecomste onses Heeren Iesu Christi met alle sijne heylige.

Einde 1 Thessalonicenzen 3