Statenvertaling.nl

sample header image

Deuteronomium 13 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Deuteronomium 13

1 WAnneer een Propheet, ofte droom-droomer in ’t midden van u sal opstaen, ende u geven een teecken oft wonder;
2 Ende dat teecken, ofte dat wonder komt, dat hy tot u gesproken hadde, seggende: Laet ons andere Goden, die ghy niet gekent en hebt, navolgen ende hen dienen:
3 Ghy en sult nae de woorden van dien Propheet, ofte nae dien droom-droomer niet hooren: want de HEERE uwe Godt versoeckt ulieden, om te weten, oft ghy den HEERE uwen Godt lief hebt met u gantsche herte, ende met uwe gantsche ziele.
4 Den HEERE uwen Godt sult ghy navolgen, ende hem vreesen: ende sijne geboden sult ghy houden, ende sijne stemme gehoorsaem zijn, ende hem dienen, ende hem aenhangen.
5 Ende die selve Propheet, ofte droom-droomer, sal gedoodt worden; want hy heeft [tot] eenen afval gesproken tegen den HEERE uwen Godt, die ulieden uyt Egyptenlant heeft uytgevoert, ende u uyt den diensthuyse verlost, om u af te drijven van den wech, dien u de HEERE uwe Godt geboden heeft, om daer in te wandelen: so sult ghy het boose uyt het midden van u wech doen.
6 Wanneer uwe broeder, uwer moeder sone: ofte uwe soon, oft uwe dochter, oft het wijf uwes schoots, ofte uwe vrient, die als uwe ziele is, u sal aenporren, in ’t heymelick seggende: Laet ons gaen, ende dienen andere Goden, die ghy niet gekent en hebt, ghy, noch uwe vaderen;
7 Van de Goden der volcken, die rontom u zijn, nae by u, ofte verre van u: van ’t een eynde der aerde tot aen ’t ander eynde der aerde:
8 So en sult ghy hem niet te wille zijn, ende nae hem niet hooren: oock sal uwe ooge sijner niet verschoonen, ende ghy en sult u niet ontfermen, nochte hem verbergen.
9 Maer ghy sult hem sekerlick dootslaen; uwe hant sal eerst tegens hem zijn, om hem te dooden: ende daerna de hant des gantschen volcks.
10 Ende ghy sult hem met steenen steenigen, dat hy sterve: want hy heeft u gesocht af te drijven vanden HEERE uwen Godt, die u uyt Egyptenlant, uyt den diensthuyse, uytgevoert heeft.
11 Op dat het gantsch Israël hoore, ende vreese; ende niet voortvare te doen nae dit boose stuck in’t midden van u.
12 Wanneer ghy van eene uwer steden, die de HEERE uwe Godt u geeft, om aldaer te woonen, sult hooren seggen:
13 Daer zijn mannen, Belials kinderen, uyt het midden van u uytgegaen, ende hebben de inwoonders harer stadt aengedreven, seggende: Laet ons gaen, ende dienen andere Goden, die ghy niet gekent en hebt:
14 So sult ghy ondersoecken, ende naespeuren, ende wel naevragen: ende siet, het is de waerheyt, de sake is seker, sulcken grouwel is in ’t midden van u gedaen:
15 So sult ghy de inwoonders der selver stadt gantschelick slaen met de scherpte des sweerts; verbannende haer, ende alles wat daer in is, oock hare beesten, met de scherpte des sweerts.
16 Ende allen haren roof sult ghy versamelen in ’t midden harer strate, ende den HEERE uwen Gode die stadt ende allen haren roof gantsch met vyer verbranden: ende sy sal een hoop zijn eeuwichlick, sy sal niet weder gebouwt worden.
17 Oock salder niets van het verbannene aen uwe hant kleven, op dat de HEERE sich wende van de hitte sijnes toorns, ende u geve barmherticheyt, ende sich uwer erbarme, ende u vermenichvuldige, gelijck als hy uwen vaderen gesworen heeft:
18 Wanneer ghy de stemme des HEEREN uwes Godts sult gehoorsaem zijn, om te houden alle sijne geboden, die ick u heden gebiede: om te doen dat recht is in de oogen des HEEREN uwes Godts.

Einde Deuteronomium 13