Statenvertaling.nl

sample header image

Efeze 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Efeze 6

1 GHy kinderen zijt uwen ouderen gehoorsaem in den Heere: want dat is recht.
2 Eert uwen vader, ende moeder, (het welck het eerste gebodt is met een belofte)
3 Op dat het u wel gae, ende [dat] ghy lange leeft op de aerde.
4 Ende ghy vaders en verweckt uwe kinderen niet tot toorne, maer voedtse op in de leeringe ende vermaninge des Heeren.
5 Ghy dienst-knechten zijt gehoorsaem [uwen] heeren na den vleesche, met vreese ende beven, in eenvoudicheyt uwes herten, gelijck als Christo:
6 Niet na oogen-dienst, als menschen-behagers, maer als dienst-knechten Christi, doende den wille Godts van herten.
7 Dienende met goetwillicheyt den Heere, ende niet den menschen:
8 Wetende dat so wat goedt een yegelijck gedaen sal hebben, hy dat selve van den Heere sal ontfangen, het zy dienst-knecht, het zy vrije.
9 Ende ghy heeren doet het selve by haer, nalatende de dreyginge: als die wetet dat oock uw’ selfs Heere in de hemelen is, ende [dat] geen aenneminge des persoons by hem en is.
10 Voorders, mijne broeders, wordet crachtigh in den Heere, ende in de stercte sijner macht.
11 Doet aen de geheele wapen-rustinge Godts, op dat ghy konnet staen tegen de listige om-leydingen des Duyvels.
12 Want wy en hebben den strijdt niet tegen vleesch ende bloedt, maer tegen de overheden, tegen de machten, tegen de gewelt-hebbers der werelt, der duysternisse deser eeuwe, tegen de geestelicke boosheden inde lucht.
13 Daerom neemt aen de geheele wapen-rustinge Godts, op dat ghy konnet wederstaen in den boosen dagh, ende alles verricht hebbende, staende blijven.
14 Staet dan, uwe lenden omgegordt hebbende met de waerheyt, ende aengedaen hebbende de borst-wapen der gerechticheyt:
15 Ende de voeten geschoeyt hebbende met bereydtheyt des Euangeliums des vredes.
16 Boven al aengenomen hebbende den schilt des geloofs, met welcken ghy alle de vyerige pijlen des boosen sult connen uytblusschen:
17 Ende neemt den helm der salicheyt, ende het sweerdt des Geests, ’twelck is Godts woort:
18 Met alle biddinge ende smeeckinge, biddende tot aller tijdt in den geest, ende tot het selve waeckende met alle geduericheyt ende smeeckinge voor alle de heylige:
19 Ende voor my, op dat my het woort gegeven worde in de openinge mijns mondts met vrymoedicheyt, om de verborgenheyt des Euangeliums bekent te maken,
20 Waer over ick een gesante ben in een keten, op dat ick in’t selve vrymoedelijck mach spreken, gelijck my betaemt te spreken.
21 Ende op dat oock ghy mooght weten ’t gene my aengaet, [ende] wat ick doe, [dat] alles sal u Tychicus de geliefde broeder ende getrouwe dienaer in den Heere bekent maken:
22 Den welcken ick tot dien selven eynde tot u gesonden hebbe, op dat ghy onse saken soudet weten, ende hy uwe herten soude vertroosten.
23 Vrede zy den broederen, ende liefde met geloove, van Godt den Vader, ende den Heere Iesu Christo.
24 De genade [zy] met alle de gene die onsen Heere Iesum Christum lief hebben in onverderflijckheyt. Amen.

Einde Efeze 6