Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 PAULUS een Apostel IESU CHRISTI, door den wille Godts, den Heylighen die te Ephesen zijn, ende geloovigen in Christo Iesu. |
2 Ghenade zy u ende vrede, van Godt onsen Vader, ende den Heere Iesu Christo. |
3 Gesegent zy de Godt ende Vader onses Heeren Iesu Christi, die ons gesegent heeft met alle geestelijcke segeninge inden hemel in Christo. |
4 Gelijck hy ons uytvercoren heeft in hem, voor de grontlegginge der werelt, op dat wy souden heylich ende onberispelijck zijn voor hem in de liefde: |
5 Die ons te voren verordineert heeft tot aenneminge tot kinderen, door Iesum Christum in hem selven, na het welbehagen sijns willens, |
6 Tot prijs der heerlickheyt sijner genade, door welcke hy ons begenadight heeft in den Geliefden: |
7 In welcken wy hebben de verlossinge door sijn bloedt, [namelijck] de vergevinge der misdaden, na den rijckdom sijner genade: |
8 Met welcke hy overvloedich is geweest over ons in alle wijsheyt, ende voorsichticheyt: |
9 Ons bekent gemaeckt hebbende de verborgenheyt sijns willens na sijn welbehagen, ’twelck hy voorgenomen hadde in hem selven: |
10 Om inde bedeelinge van de volheyt der tijden wederom alles tot een te vergaderen in Christo, beyde dat in den hemel is, ende dat op de aerde is: |
11 In hem, in welcken wy oock een erfdeel geworden zijn, wy die te voren verordineert waren na het voornemen des genen, die alle dingen werckt na den raedt sijns willens. |
12 Op dat wy souden zijn tot prijs sijner heerlickheyt, die wy eerst in Christo gehoopt hebben. |
13 In welcken oock ghy [zijt], na dat ghy het woordt der waerheydt, [namelick] het Euangelium uwer salicheydt gehoort hebt: in welcken ghy oock, na dat ghy gelooft hebt, zijt versegelt geworden met den heyligen Geest der belofte: |
14 Die het onder-pandt is van onse erfenisse, tot de vercregene verlossinge, tot prijs sijner heerlickheyt. |
15 Daerom oock ick gehoort hebbende het geloove in den Heere Iesu, dat onder u is, ende de liefde tot alle de heylige, |
16 En houde niet op voor u te dancken, gedenckende uwer in mijne gebeden: |
17 Op dat de Godt onses Heeren Iesu Christi, de Vader der heerlickheyt, u geve den geest der wijsheydt, ende der openbaringe, in sijne kennisse: |
18 [Namelick] verlichtede oogen uwes verstants, op dat ghy meught weten welcke zy de hope van sijne roepinge, ende welcke de rijckdom zy der heerlicheyt van sijne erfenisse in de heylige: |
19 Ende welcke de uytnemende grootheyt sijner cracht zy, aen ons die gelooven, na de werckinge der sterckte sijner macht, |
20 Die hy gewrocht heeft in Christo, als hy hem uyt de dooden heeft op geweckt: ende heeft [hem] geset tot sijne rechter-[handt] inden hemel. |
21 Verre boven alle Overheyt, ende Macht, ende kracht, ende heerschappie, ende allen naem die genaemt wort, niet alleen in dese wereldt, maer oock in de toekomende: |
22 Ende heeft alle dingen sijnen voeten onderworpen, ende heeft hem der Gemeynte gegeven tot een hooft boven alle dingen: |
23 Welcke sijn lichaem is, [ende] de vervullinge des genen die alles in allen vervult. |