Statenvertaling.nl

sample header image

Galaten 1 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Galaten 1

1 PAULUS een Apostel, ([geroepen] niet van menschen, noch door een mensche, maer door JESUM CHRISTUM, ende Godt den Vader, die hem uyt den dooden op-geweckt heeft,)
2 Ende alle de broeders die met my zijn, aen de Gemeynten van Galatien:
3 Genade zy u ende vrede van Godt den Vader, ende onsen Heere Iesu Christo:
4 Die hem selven gegeven heeft voor onse sonden, op dat hy ons trecken soude uyt dese tegenwoordige boose werelt, na den wille onses Godts ende Vaders.
5 Den welcken zy de heerlickheyt in alle eeuwicheyt. Amen.
6 Ick verwondere my dat ghy so haest [wijckende] van den genen die u in de genade Christi geroepen heeft, overgebracht wort tot een ander Euangelium:
7 Daer der geen ander en is: maer daer zijn sommige die u ontroeren, ende het Euangelium Christi willen verkeeren.
8 Doch al waer’t oock dat wy, ofte een Engel uyt den hemel u een Euangelium vercondighde buyten ’t gene wy u vercondight hebben, die zy vervloeckt.
9 Gelijck wy te voren geseght hebben, [so] segge ick oock nu wederom, indien u yemandt een Euangelium vercondight buyten ’t gene ghy ontfangen hebt, die zy vervloeckt.
10 Want predike ick nu de menschen, ofte Godt? Ofte soecke ick menschen te behagen? Want indien ick noch menschen behaeghde, so en ware ick geen dienst-knecht Christi.
11 Maer ick maecke u bekent, broeders, dat het Euangelium ’t welck van my verkondight is, niet en is nae den mensche.
12 Want ick en hebbe oock het selve niet van een mensche ontfangen, noch geleert, maer door de openbaringe Iesu Christi.
13 Want ghy hebt mijnen ommeganck gehoort, die eertijts in het Iodendom was, dat ick uytnemende seer de Gemeynten Godts vervolghde, ende de selve verwoestede.
14 Ende [dat] ick in het Iodendom toenam boven vele van mijnen ouderdom in mijn geslachte, zijnde overvloedelijck yverich voor mijne vaderlicke insettingen.
15 Maer wanneer het Gode behaeght heeft, die my van mijns moeders lijve aen af-ghesondert heeft, ende geroepen door sijne genade,
16 Sijnen Sone in my te openbaren, op dat ick den selven door het Euangelium onder de Heydenen soude verkondigen, so en hebbe ick ter stont niet te rade gegaen met vleesch ende bloedt:
17 Ende en ben niet wederom gegaen na Ierusalem tot de gene die voor my Apostelen waren: maer ick ginck henen na Arabien, ende keerde wederom na Damascum.
18 Daer na quam ick nae dry jaren wederom te Ierusalem om Petrum te besoecken, ende ick bleef by hem vijftien dagen.
19 Ende en sagh geenen anderen van de Apostelen dan Iacobum den broeder des Heeren.
20 Het gene nu ick u schrijve, siet [ick getuyge] voor Godt, dat ick niet en liege.
21 Daer na ben ick gecomen in de gewesten van Syrien ende van Cilicien.
22 Ende ick was van aengesichte onbekent den Gemeynten in Iudea, die in Christo zijn.
23 Maer sy hadden alleenlijck gehoort [datmen seyde], De gene die ons eertijts vervolghde, vercondight nu het geloove, ’t welck hy eertijts verwoestede.
24 Ende sy verheerlijckten Godt in my.

Einde Galaten 1