Statenvertaling.nl

sample header image

Johannes 21 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Johannes 21

1 NA desen openbaerde Iesus hem selven wederom den discipelen aen de Zee van Tiberias. Ende hy openbaerde hem aldus:
2 Daer waren te samen Simon Petrus, ende Thomas geseght Didymus, ende Nathanaël, die van Cana in Galilea was, ende de [sonen] Zebedei, ende twee andere van sijne discipelen.
3 Simon Petrus seyde tot haer, ick gae visschen. Sy seyden tot hem, Wy gaen oock met u. Sy gingen uyt ende traden terstont in het schip, ende in dien nacht en vingen sy niets.
4 Ende als het nu morgen-stont geworden was, stont Iesus op den oever: doch de discipelen en wisten niet dat het Iesus was.
5 Iesus dan seyde tot haer, Kinderkens, hebt ghy niet eenige toespijse? Sy antwoordden hem, Neen.
6 Ende hy seyde tot haer, Werpt het net aen de rechter zijde van ’t schip, ende ghy sult vinden. Sy wierpen’t dan, ende en konden het selve niet meer trecken, van wegen de menichte der visschen.
7 De discipel dan welcken Iesus lief hadde, seyde tot Petrum, Het is de Heere. Simon Petrus dan hoorende dat het de Heere was, omgordde het oppercleedt, (want hy was naeckt) ende wierp hem selven in de Zee.
8 Ende de andere discipelen quamen met het scheepken (want sy en waren niet verre van ’t landt, maer ontrent twee hondert ellen) slepende het net met de visschen.
9 Als sy dan aen ’t landt gegaen waren, sagen sy een cool-vyer liggen, ende visch daer op liggen, ende broodt.
10 Iesus seyde tot haer, Brenght van de visschen die ghy nu gevangen hebt.
11 Simon Petrus ginck op, ende trock het net op het landt, vol groote visschen, [tot] hondert drie ende vijftigh: ende hoewel’er so vele waren so en scheurde het net niet.
12 Iesus seyde tot haer, Comt herwaerts, houdt het middaghmael. Ende niemandt van de discipelen en durfde hem vragen, Wie zijt ghy? wetende dat het de Heere was.
13 Iesus dan quam, ende nam het broodt, ende gaf het haer, ende den visch desgelijcks.
14 Dit was nu de derde-mael, dat Iesus sijnen Discipelen geopenbaert is, nae dat hy van den dooden op-geweckt was.
15 Doe sy dan het middaghmael gehouden hadden, seyde Iesus tot Simon Petrus, Simon Iona [soon], hebt ghy my liever dan dese? Hy syde tot hem, Ia, Heere, ghy weet dat ick u lief hebbe. Hy seyde tot hem, Weydt mijne lammeren.
16 Hy seyde wederom tot hem ten tweede mael, Simon Iona [soon], hebt ghy my lief? Hy seyde tot hem, Ia, Heere, ghy weet dat ick u lief hebbe. Hy seyde tot hem, Hoedt mijne schapen.
17 Hy seyde tot hem ten derdenmael, Simon Iona [soon], hebt ghy my lief? Petrus wiert bedroeft, om dat hy ten derdenmael tot hem seyde, Hebt ghy my lief? ende seyde tot hem, Heere ghy weet alle dingen, ghy weet dat ick u lief hebbe. Iesus seyde tot hem, Weydt mijne schapen.
18 Voorwaer, voorwaer segge ick u, doe ghy jonger waert, gorddet ghy u selven, ende wandeldet al waer ghy wildet, maer wanneer ghy sult oudt geworden zijn, so sult ghy uwe handen uytstrecken, ende een ander sal u gorden, ende brengen waer ghy niet en wilt.
19 Ende dit seyde hy, beteeckenende met hoedanigen doot hy Godt verheerlicken soude. Ende dit gesproken hebbende, seyde hy tot hem, Volght my.
20 Ende Petrus hem om-keerende sagh den discipel volgen, welcken Iesus lief hadde, die oock in het avontmael op sijne borst gevallen was, ende geseght hadde, Heere, wie is ’t die u verraden sal?
21 Als Petrus desen sagh, seyde hy tot Iesum, Heere, maer wat [sal] dese?
22 Iesus seyde tot hem, Indien ick wil dat hy blijve tot dat ick kome, wat gaet het u aen? Volght ghy my.
23 Dit woordt dan ginck uyt onder de broederen, dat dese discipel niet en soude sterven. Ende Iesus en hadde tot hem niet geseght, dat hy niet sterven en soude: maer, indien ick wil dat hy blijve tot dat ick kome, wat gaet het u aen?
24 Dese is de discipel die van dese dingen getuyght, ende dese dingen geschreven heeft: ende wy weten dat sijn getuygenisse waerachtigh is.
25 Ende daer zijn noch vele andere dingen, die Iesus gedaen heeft, welcke so se elck bysonder geschreven wierden, ick achte dat oock de werelt selve de geschrevene boecken niet en soude vatten. Amen.

Einde Johannes 21