Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ICk ben de ware wijn-stock, ende mijn Vader is de landt-man. |
2 Alle rancke die in my geen vrucht en draeght, die neemt hy wech: ende alle die vrucht draeght, die reynight hy, op dat sy meer vrucht drage. |
3 Ghy-lieden zijt nu reyn, om het woort, dat ick tot u gesproken hebbe. |
4 Blijvet in my, ende ick in u. Gelijckerwijs de rancke geen vrucht en kan dragen van haer selven, so sy niet in den wijnstock en blijft: also oock ghy niet, so ghy in my niet en blijvet. |
5 Ick ben de wijnstock, [ende] ghy de rancken: die in my blijft, ende ick in hem, die draeght veel vrucht: want sonder my, en kont ghy niets doen. |
6 So yemant in my niet en blijft, die is buyten geworpen gelijcker-wijs de rancke, ende is verdorret: ende men vergadert deselve, ende men werptse in’t vyer, ende sy worden verbrandt. |
7 Indien ghy in my blijvet, ende mijne woorden in u blijven, so wat ghy wilt, sult ghy begeeren, ende het sal u geschieden. |
8 Hier in is mijn Vader verheerlickt, dat ghy veel vrucht draeght: ende ghy sult mijne discipelen zijn. |
9 Gelijckerwijs de Vader my lief gehadt heeft, hebbe ick oock u lief gehadt: blijft in dese mijne liefde. |
10 Indien ghy mijne geboden bewaert, so sult ghy in mijne liefde blijven: gelijckerwijs ick de geboden mijns Vaders bewaert hebbe, ende blijve in sijne liefde. |
11 Dese dingen hebbe ick tot u gesproken, op dat mijne blijdschap in u blijve, ende uwe blijdtschap vervult werde. |
12 Dit is mijn gebodt, dat ghy malkanderen lief hebt, gelijckerwijs ick u lief gehadt hebbe. |
13 Niemant en heeft meerder liefde als dese, dat yemant sijn leven sette voor sijne vrienden. |
14 Ghy zijt mijne vrienden, so ghy doet wat ick u gebiede. |
15 Ick en heete u niet meer dienstknechten: want de dienst-knecht en weet niet wat sijn heere doet: maer ick hebbe u vrienden genoemt, want al wat ick van mijnen Vader gehoort hebbe, [dat] hebbe ick u bekent gemaeckt. |
16 Ghy en hebt my niet uytverkoren, maer ick hebbe u uytverkoren, ende ick hebbe u gestelt dat ghy soudt henen gaen ende vrucht dragen, ende [dat] uwe vrucht blijve: op dat soo wat ghy van den Vader begeeren sult in mijnen name, hy u [dat] geve. |
17 Dit gebiede ick u, op dat ghy malkanderen lief hebt. |
18 Indien u de werelt haet, so weet dat sy my eer dan u gehaet heeft. |
19 Indien ghy van de werelt waert, so soude de werelt het hare lief hebben: Doch om dat ghy van de werelt niet en zijt, maer ick u uyt de werelt hebbe uytverkoren, daerom haet u de werelt. |
20 Gedenckt des woorts dat ick u geseght hebbe, Een dienst-knecht en is niet meerder dan sijn heere. Indien sy my vervolght hebben, sy sullen oock u vervolgen: indien sy mijn woort bewaert hebben, sy sullen oock het uwe bewaren. |
21 Maer alle dese dingen sullen sy doen om mijns naems wille, om dat sy hem niet en kennen die my gesonden heeft. |
22 Indien ick niet gekomen en ware, ende tot haer gesproken en hadde, sy en hadden geen sonde: maer nu en hebben sy geen voorwendsel voor hare sonde. |
23 Die my haet, die haet oock mijnen Vader. |
24 Indien ick de wercken onder haer niet en hadde gedaen, die niemandt anders gedaen en heeft, sy en hadden geen sonde: maer nu hebben syse gesien, ende beyde my ende mijnen Vader gehaet. |
25 Maer [dit geschiet] op dat het woort vervult worde, dat in hare Wet geschreven is, Sy hebben my sonder oorsaecke gehaet. |
26 Maer wanneer de Trooster sal gekomen zijn, dien ick u senden sal van den Vader, [namelick] de Geest der waerheyt, die van den Vader uytgaet, die sal van my getuygen. |
27 Ende ghy sult oock getuygen, want ghy zijt van den beginne met my geweest. |