Statenvertaling.nl

sample header image

Numeri 24 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Numeri 24

1 DOe Bileam sach, dat het goet was in de oogen des HEEREN, dat hy Israël segende, so en ginck hy dit mael niet henen gelijck meermael, tot de tooveryen: maer hy stelde sijn aengesichte nae de woestijne.
2 Als Bileam sijne oogen op-hief, ende Israël sach, woonende nae sijne stammen: so was de Geest Godes op hem.
3 Ende hy hief sijne spreucke op, ende seyde: Bileam de sone Beors spreeckt, ende de man, dien de oogen geopent zijn, spreeckt.
4 De hoorder der reden Godes spreeckt, die des Almachtigen gesichte siet, die verruckt wort, ende dien de oogen ontdeckt worden.
5 Hoe goet zijn uwe tenten Iacob! uwe wooningen Israël!
6 Gelijck de beken breyden sy haer uyt, als de hoven aen de rivieren: de HEERE heeftse geplantt, als de sandel-boomen, als de ceder-boomen aen het water.
7 Daer sal water uyt sijne emmeren vloeyen, ende sijn zaet sal in vele wateren zijn: ende sijn Coninck sal boven Agag verheven worden, ende sijn Coninckrijcke sal verhoogt worden.
8 Godt heeft hem uyt Egypten uytgevoert, sijne krachten zijn als eenes eenhoorns: hy sal de Heydenen, sijne vyanden, verteeren, ende haer gebeente breken, ende met sijne pijlen doorschieten.
9 Hy heeft sich gekromt, hy heeft sich nedergeleyt, gelijck een leeuw, ende als een oude leeuw, wie sal hem doen opstaen? so wie u segent, die zy gesegent, ende vervloeckt zy wie u vervloeckt.
10 Doe ontstack de toorn Balacs tegen Bileam, ende hy sloech sijne handen te samen: ende Balac seyde tot Bileam, Ick hebbe u geroepen om mijne vyanden te vloecken, maer siet, ghy hebtse nu dryemael geduerichlick gesegent.
11 Ende nu, packt u wech nae uwe plaetse: Ick hadde geseyt, dat ick u hooge vereeren soude, maer siet, de HEERE heeft die eere van u geweert.
12 Doe seyde Bileam tot Balac: Hebbe ick oock niet tot uwe boden, die ghy tot my gesonden hebt, gesproken, seggende:
13 Wanneer my Balac sijn huys vol silvers ende gouts gave, so en kan ick ’t bevel des HEEREN niet overtreden, doende goet ofte quaet uyt mijn [eygen] herte: dat de HEERE spreken sal, dat sal ick spreken.
14 Ende nu, siet ick gae tot mijnen volcke: komt ick sal u raet geven, [ende seggen], wat dit volck uwen volcke doen sal inde laetste dagen.
15 Doe hief hy sijne spreucke op, ende seyde: Bileam de sone Beors spreeckt, ende die man, dien de oogen geopent zijn, spreeckt.
16 De hoorder der reden Godes spreeckt, ende die de wetenschap des Alderhoochsten weet: die des Almachtigen gesichte siet, die verruckt wort, ende dien de oogen ontdeckt worden.
17 Ick sal hem sien, maer nu niet, ick sal hem aenschouwen, maer niet naeby: Daer sal een Sterre voortgaen uyt Iacob, ende daer sal een Scepter uyt Israël opkomen, die sal de palen der Moabiten verslaen, ende sal alle de kinderen Seths verstooren.
18 Ende Edom sal eene erffelicke besittinge zijn, ende Seïr sal sijnen vyanden eene erffelicke besittinge zijn: doch Israël sal kracht doen.
19 Ende daer sal [eener] uyt Iacob heerschen, ende hy sal de overige uyt de steden ombrengen.
20 Doe hy de Amalekiten sach, so hief hy sijne spreucke op, ende seyde: Amalek is de eerstelinck der heydenen, maer sijn uyterste is ten verderve.
21 Doe hy de Kenithen sach, so hief hy sijne spreucke op, ende seyde: Uwe wooninge is vaste, ende ghy hebt uwen nest in een steen-rotse geleyt.
22 Even-wel sal Kain verteert worden, tot dat u Assur gevanckelick wech voeren sal.
23 Voorts hief hy sijne spreucke op, ende seyde: Och wie sal leven als Godt dit doen sal?
24 Ende de schepen van den oever Chittim, die sullen Assur plagen, sy sullen oock Heber plagen: ende hy sal oock ten verderve zijn.
25 Doe stont Bileam op, ende ginck henen, ende keerde weder tot sijn plaetse: Balac ginck oock sijnen wech.

Einde Numeri 24