Statenvertaling.nl

sample header image

Numeri 2 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Numeri 2

1 ENde de Heere sprack tot Mose ende tot Aaron, seggende:
2 De kinderen Israëls, sullen sich legeren, een yder onder sijne baniere, nae de teeckenen van het huys harer vaderen: rontomme tegen over de Tente der t’ samen-komste sullen sy sich legeren.
3 Die sich nu legeren sullen Oost-waert tegen den opganck, sal zijn de baniere des legers van Iuda, nae hare heyren: ende Nahesson, de sone Amminadabs, sal de Overste der sonen van Iuda zijn:
4 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren vier en ’t seventich duysent, ende ses hondert.
5 Ende neffens hem sal sich legeren de stam Issaschars: ende Nathanaël de sone Zuars sal de Overste der sonen Issaschars zijn.
6 Sijn heyr nu, ende sijne getelde, waren vier en vijftich duysent, ende vier hondert.
7 [Daer toe] de stam Zebulons, ende Eliab de soon Helons sal de Overste der sonen Zebulons zijn.
8 Sijn heyr nu, ende sijne getelde, waren seven en vijftich duysent, ende vier hondert.
9 Alle de getelde des legers van Iuda waren hondert duysent, ende ses en tachtentich duysent, ende vier hondert, nae hare heyren: sy sullen voor aen optrecken.
10 De baniere des legers Rubens, nae hare heyren, sal tegen ’t suyden zijn: ende Eliazur de sone Sedeurs sal de Overste der sonen Rubens zijn.
11 Sijn heyr nu, ende sijne getelde, waren ses en veertich duysent, ende vijf hondert.
12 Ende neffens hem sal sich legeren de stam Simeons: ende Selumiël de soon Zurisaddai sal de Overste der sonen Simeons zijn.
13 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren negen en vijftich duysent, ende drie hondert.
14 Daer toe de stamme Gads: ende Eljasaph de sone Reüels sal de Overste der sonen Gads zijn.
15 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren vijf en veertich duysent, ende ses hondert en vijftich.
16 Alle de getelde in ’t leger van Ruben waren hondert duysent, ende een en vijftich duysent, ende vier hondert, ende vijftich nae hare heyren: ende sy sullen de tweede optrecken.
17 Daer na sal de Tente der t’ samenkomste optrecken, met het leger der Leviten in het midden der legeren: gelijck alsse hen legeren sullen, alsoo sulllense op trecken, een eygelick aen sijne plaetse nae hare banieren.
18 De baniere des legers Ephraims, nae hare heyren, sal tegen ’t westen zijn: ende Elisama de sone Anunihud sal de Overste der sonen Ephraims zijn.
19 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren veertich duysent, ende vijf hondert.
20 Ende nefens hem de stam Manasses: ende Gamaliël de sone Pedazurs, sal de Overste der sonen Manasses zijn.
21 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren twee en dertich duysent, ende twee hondert.
22 Daer toe de stamme Benjamins: ende Abidan de sone van Gideoni sal de Overste der sonen Benjamins zijn.
23 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren vijf en dertich duysent, ende vier hondert.
24 Alle de getelde in het leger Ephraims waren hondert ende acht duysent, ende een hondert, nae hare heyren: ende sy sullen de derde optrecken.
25 De baniere des legers Dan sal tegen het noorden zijn, nae hare heyren: ende Ahiëser de sone van Ammisaddai sal de Overste der sonen Dan sijn.
26 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren twee en tsestich duysent, ende seven hondert.
27 Ende neffens hem sal sich legeren de stam Asers: ende Pagiël, de soon Ochrans sal de Overste der sonen Asers zijn.
28 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren een en veertich duysent, ende vijf hondert.
29 Daer toe de stam Naphthali: ende Ahira de sone Enans sal de Overste der sonen van Naphthali zijn.
30 Sijn heyr nu, ende hare getelde, waren drie en vijftich duysent, ende vier hondert.
31 Alle de getelde in het leger van Dan waren hondert duysent, ende seven en vijftich duysent, ende ses hondert: in ’t achterste sullen sy optrecken, nae hare banieren.
32 Dese zijn de getelde der kinderen Israëls, nae het huys harer vaderen: alle de getelde der legeren nae hare heyren, waren ses hondert duysent, ende drie duysent ende vijf hondert, ende vijftich.
33 Maer de Leviten werden niet getelt onder de sonen Israëls: gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.
34 Ende de kinderen Israëls deden nae alles dat de HEERE Mose geboden hadde, soo legerden sy sich nae hare banieren, ende soo trocken sy op, een yegelick nae sijne geslachten, nae het huys sijner vaderen.

Einde Numeri 2