Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 60 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 60

1 MAeckt u op, wordet verlicht, want u licht komt: ende de heerlicheyt des HEEREN gaet over u op.
2 Want siet, de duysternisse sal de aerde bedecken, ende donckerheyt de volckeren: doch over u sal de HEERE opgaen, ende sijne Heerlickheyt sal over u gesien worden.
3 Ende de heydenen sullen tot uwen lichte gaen, ende Coningen tot den glans die u is opgegaen.
4 Heft uwe oogen rontomme op, ende siet, alle die zijn vergadert, sy komen tot u: uwe sonen sullen van verre komen, ende uwe dochters sullen aen [uwe] zyde gevoestert worden.
5 Dan sult ghy ’t sien ende t’samen vloeyen, ende u herte sal vervaert zijn, ende verwijdet worden, want de menichte der zee sal tot u gekeert worden, het heyr der heydenen sal tot u komen.
6 Een hoop kemelen sal u bedecken, de snelle kemelen van Midian ende Hepha, sy alle uyt Scheba sullen comen: goutende wieroock sullense aenbrengen, ende sy sullen den overvloedigen lof des HEEREN bootschappen.
7 Alle de schapen van Kedar sullen tot u versamelt worden, de rammen van Nebajoth sullen u dienen: sy sullen met welgevallen komen op mijnen altaer, ende ick sal het huys mijner heerlickheyt heerlick maken.
8 Wie zijn dese, [die] daer komen gevlogen als een wolcke, ende als duyven tot hare vensters?
9 Want de Eylanden sullen my verwachten, ende de schepen van Tharsis voor eerst, om uwe kinderen van verre te brengen, haer silver ende haer gout met haer, tot den name des HEEREN uwes Godts, ende tot den Heyligen Israëls, dewyle hy u heerlick gemaeckt heeft.
10 Ende de vreemde sullen uwe mueren bouwen, ende hare Coningen sullen u dienen: want in mijne verbolgentheyt hebbe ick u geslagen, maer in mijn welbehagen hebbe ick my over u ontfermt.
11 Ende uwe poorten sullen steets openstaen, sy en sullen des daegs nochte des nachts niet toe-gesloten worden, op datmen tot u inbrenge het heyr der heydenen, ende hare Coningen [tot u] geleydet worden.
12 Want het volck ende het Coninckrijcke, welcke u niet en sullen dienen, die sullen vergaen: ende die volckeren sullen gantsch verwoest worden.
13 De heerlickheyt Libanons sal tot u komen, de denneboom, de beuken, ende de busboom te gelijcke, om te vercieren de plaetse mijnes Heylichdoms, ende ick sal de plaetse mijner voeten heerlick maken.
14 Oock sullen sich buygende tot u komen de kinderen der gener die u onderdruckt hebben, ende alle die u gelastert hebben, sullen haer nederbuygen aen de planten uwer voeten: ende sy sullen u noemen, de Stadt des HEEREN, het Zion des Heyligen Israëls.
15 In plaetse dat ghy verlaten ende gehaet zijt geweest, so dat niemant door [u] henen ginck, so sal ick u stellen tot eene eeuwige heerlickheyt, [tot] een vreucht van geslachte tot geslachte.
16 Ende ghy sult de melck der heydenen suygen, ende ghy sult de borsten der Coningen suygen: ende ghy sult weten, dat ick de HEERE ben, uw’ Heylant, ende uw’ Verlosser, de Machtige Iacobs.
17 Voor coper sal ick gout brengen, ende voor yser sal ick silver brengen, ende voor hout koper, ende voor steenen yser: ende sal uwe opsienders vreedsaem maken, ende uwe dryvers rechtveerdige.
18 Daer en sal geen gewelt meer gehoort worden in uwen lande, verstooringe, noch verbrekinge in uwe lant-palen: maer uwe mueren sult ghy Heyl heeten, ende uwe poorten Lof.
19 De Sonne en sal u niet meer wesen tot een licht des daegs, ende tot eenen glans en sal u de Mane niet lichten: maer de HEERE sal u wesen tot een eeuwich licht, ende uw’ Godt tot uwe cierlickheyt.
20 Uwe Sonne en sal niet meer ondergaen, ende uwe Mane en sal haer [licht] niet intrecken: want de HEERE sal u tot een eeuwich licht wesen, ende de dagen uwer treuringe sullen een eynde nemen.
21 Ende u volck sullen alle t’samen rechtveerdige zijn, sy sullen in eeuwicheyt de aerde erffelick besitten: sy sullen zijn een spruyte mijner plantingen, een werck mijner handen, op dat ick verheerlickt worde.
22 De kleynste sal tot duysent worden, ende de minste tot een machtich volck: Ick de HEERE sal sulcx tot sijner tijt snellick doen komen.

Einde Jesaja 60