Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 6

1 IN den jare doe de Coninck Uzia sterf, so sach ick den Heere sittende op eenen hoogen ende verhevenen throon, ende sijne zoomen vervullende den Tempel.
2 De Seraphim stonden boven hem, een yegelick hadde ses vleugelen: met twee bedeckte [yeder] sijn aengesichte, ende met twee bedeckte hy sijne voeten, ende met twee vlooch hy.
3 Ende d’eene riep tot den anderen, ende seyde: Heylich, Heylich, Heylich is de HEERE der heyrscharen: De gantsche aerde is sijner heerlickheyt vol:
4 So dat de posten der dorpelen haer beweegden van de stemme des roependen: ende het huys wert vervult met roock.
5 Doe seyde ick, Wee my, want ick vergae, dewijle ick een man van onreyne lippen ben, ende ick woone in’t midden eens volcx dat onreyn van lippen is: want mijne oogen hebben den Coninck den HEERE der heyrscharen gesien.
6 Maer een van de Seraphim vlooch tot my, ende hadden een gloeyende cole in in sijne hant, [die] hy met de tange van den Altaer genomen hadde:
7 Ende hy roerde mijnen mont daermede aen, ende seyde, Siet dese heeft uwe lippen aengeroert: alsoo is uwe misdaet [van u] geweken, ende uwe sonde is versoent.
8 Daerna hoorde ick de stemme des Heeren, dewelcke seyde: Wien sal ick senden? ende wie sal ons henen gaen? doe seyde ick, Siet, [hier] ben ick, sendt my henen.
9 Doe seyde hy, Gaet henen, ende segt tot desen volcke, Hoorende hoort, maer en verstaet niet, ende siende siet, maer en merckt niet.
10 Maeckt het herte deses volcx vett, ende maeckt hare ooren swaer, ende sluyt hare oogen, op dat het niet en sie met sijne oogen, noch met sijne ooren en hoore, noch met sijn herte en verstae, noch sich bekeere, ende hy het genese.
11 Doe seyde ick, Hoe lange Heere? ende hy seyde: Tot dat de steden verwoest worden, soo datter geen inwoonder en zy, ende de huysen, datter geen mensche en zy, ende dat het lant met verwoestinge verstoort worde.
12 Want de HEERE sal die menschen verre wech doen, ende de verlatinge sal groot wesen in ’t binnenste des lants.
13 Doch sal noch een tiende-deel daer in zijn, ende ’tsal wederkeeren, ende zijn om af te weyden: [maer] gelijck de eycke, ende gelijck de haeg-eycke, in dewelcke na de afwerpinge [der bladen noch] steunsel is: [alsoo] sal het heylige zaet het steunsel daer van zijn.

Einde Jesaja 6