Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 56 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 56

1 ALsoo seyt de HEERE, Bewaert het recht, ende doet gerechticheyt: want mijn heyl is nae by om te komen, ende mijne gerechticheyt, om geopenbaert te worden.
2 Wel-gelucksalich is de mensche, [die] sulcx doet, ende des menschen kint, [dat] vaste daer aen houdt: die den Sabbath houdt, so dat hy dien niet en ontheylicht, ende die sijne hant bewaert van eenich quaet te doen.
3 Ende de vreemde die hem tot den HEERE gevoecht heeft, en spreke niet, seggende, De HEERE heeft my gantsch en gaer van sijnen volcke gescheyden: ende de gesnedene en segge niet, Siet, ick ben een dorren boom.
4 Want alsoo seyt de HEERE van de gesnedene, die mijne Sabbatthen houden, ende verkiesen ’tgene daer ick lust toe hebbe, ende vaste houden aen mijn verbont.
5 Ick sal hen oock in mijn huys ende binnen mijne mueren een plaetse ende eenen name geven, beter dan der sonen, ende dan der dochteren: eenen eeuwigen name sal ick een yeder van hen geven, die niet uytgeroeyt en sal worden.
6 Ende de vreemde, die haer tot den HEERE voegen, om hem te dienen, ende om den name des HEEREN lief te hebben, om hem tot knechten te zijn: al die den Sabbath houdt, dat hy dien niet en ontheylige, ende die vaste aen mijn verbont houden,
7 Die sal ick oock brengen tot mijnen heyligen berch, ende ick salse verheugen in mijn bede-huys; hare brand-offers, ende hare slachtoffers sullen aengenaem wesen op mijnen altaer: want mijn huys sal een bede-huys genoemt worden voor alle volckeren.
8 De Heere HEERE, die de verdrevene Israëls vergadert, spreeckt, Ick sal tot hem noch meer vergaderen, neffens die, die tot hem vergadert zijn.
9 Al ghy gedierte des velts, comt om te eten, [ja] al ghy gedierte in het wout.
10 Hare wachters zijn alle blint, sy en weten niet, sy alle zijn stomme honden, sy en kunnen niet bassen: sy zijn slaperich, sy liggen neder, sy hebben het sluymeren lief.
11 Ende dese honden zijn sterck van begeerte, sy en kunnen niet versadicht worden, ja ’t zijn herders die niet verstaen en kunnen: sy alle keeren sich nae haren wech, elck een nae sijn gewin, [elck] uyt sijn eynde.
12 Comt herwaerts, [seggen sy] ick sal wijn halen, ende wy sullen stercken dranck suypen: ende, de dach van morgen sal zijn als dese, [ja] grooter, veel treffelicker.

Einde Jesaja 56