Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 47 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 47

1 DAelt af, ende sittet in den stof, ghy Ionckvrouwe, dochter Babels, sitt op der aerde, daer en is geen throon [meer], ghy dochter der Chaldeen: want ghy en sult niet meer genaemt worden de teedere, noch de wellustige.
2 Neemt den meulen, ende maelt meel: ontdeckt uwe vlechten, ontbloot de enckelen, ontdeckt de schenkelen, gaet door de rivieren.
3 Uwe schaemte sal ontdeckt worden, oock sal uwe schande gesien worden: ick sal wrake nemen, ende ick en sal [op u] niet aenvallen [als] een mensche.
4 Onses verlossers name is HEERE der heyrscharen, de Heylige Israëls.
5 Sitt stil-swijgende, ende gaet inde duysternisse, ghy dochter der Chaldeen: want ghy en sult niet meer genoemt worden Coninginne der Coninckrijcken.
6 Ick was op mijn volck seer toornich, ick ontheylichde mijne erve, ende ick gafse over in uwe hant: [doch] ghy en beweest hen geen barmherticheden, [ja selve] over den ouden maecktet ghy u jock seer swaer.
7 Ende ghy seydet, Ick sal Coninginne zijn in eeuwicheyt: tot noch toe en hebt ghy dese dingen niet in u herte genomen, ghy en hebt aen ’t eynde van dien niet gedacht.
8 Nu dan, hoort dit, ghy weeldige, die soo seker woont, die in haer herte seyt, Ick ben ’t, ende niemant meer dan ick: ick en sal geen weduwe sitten, noch de beroovinge van kinderen kennen.
9 Doch dese beyde dingen sullen u in eenen oogenblick over-comen op eenen dach, de beroovinge van kinderen, ende weduwschap: volcomelick sullen sy u overcomen van wegen de veelheyt uwer tooveryen, van wegen de menichte uwer besweeringen.
10 Want ghy hebt op uwe boosheyt vertrouwt, ghy hebt geseyt, Niemant siet my: Uwe wijsheyt ende uwe wetenschap die heeft u afkeerich gemaeckt: ende ghy hebt in u herte geseyt, Ick ben ’t, ende niemant meer dan ick.
11 Daerom salder over u een quaet comen, ghy en sult den dageraet daer van niet weten, ende een verderf salder op u vallen, ’t welck ghy niet en sult kunnen versoenen: want daer sal snellick een onstuymige verwoestinge over u comen, dat ghy ’t niet weten en sult.
12 Staet nu met uwe besweeringen, ende met de veelheyt uwer tooveryen, waer inne ghy gearbeyt hebt van uwer jeucht af, of ghy misschien voordeel kondet doen, of ghy misschien u [kondet] stercken.
13 Ghy zijt moede geworden in de veelheyt uwer raetslagen: laet nu opstaen die den hemel waernemen, die in de sterren kijcken, die nae de nieuwe manen voor-seggen: ende laetse u verlossen van die dingen die over u komen sullen.
14 Siet, sy sullen zijn als stoppelen, het vyer salse verbranden, sy en sullen haer selven niet kunnen rucken uyt de macht der vlamme: ’t en sal geen cole zijn om [by] te warmen, [geen] vyer om daer voor neder te sitten.
15 Alsoo sullense u zijn met de welcke ghy gearbeyt hebt, uwe handelaers van uwer jeucht aen, elck sal sijns weechs dwalen, niemant sal u verlossen.

Einde Jesaja 47