Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 39 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 39

1 TE dier tijt sondt Merodach Baladan, de sone Baladans, de Coninck van Babel, brieven, ende een geschenck, aen Hizkia: want hy gehoort hadde, dat hy cranck geweest, ende [weder] sterck geworden was.
2 Ende Hizkia verblijdde sich over haer, ende hy toonde hen sijn schathuys, het silver, ende het gout, ende de speceryen, ende de beste olye, ende sijn gantsch wapenhuys, ende al dat gevonden wiert in sijne schatten: daer en was geen dinck in sijnen huyse, noch in sijne gantsche heerschappye, dat Hizkia haer niet en toonde.
3 Doe quam de Prophete Iesaia tot den Coninck Hizkia, ende seyde tot hem, Wat hebben die mannen geseyt? ende, Van waer zijn sy tot u gecomen? ende Hizkia seyde, Sy zijn uyt verren lande tot my gecomen, uyt Babel.
4 Ende hy seyde, Wat hebben sy gesien in uwen huyse? ende Hizkia seyde, Sy hebben alles gesien wat in mijnen huyse is, geen dinck en isser in mijne schatten, dat ick hen niet getoont en hebbe.
5 Doe seyde Iesaia tot Hizkia: Hoort het woort des HEEREN der heyrscharen.
6 Siet de dagen comen, dat al wat in uwen huyse is, ende wat uwe vaders opgeleyt hebben ten schatte tot op desen dach, nae Babel wech gevoert sal worden, daer en sal niets overgelaten worden, seyt de HEERE.
7 Daer toe sullense van uwe sonen, die uyt u sullen voortcomen, die ghy gewinnen sult, nemen: datse hovelingen zijn in het paleys des Conicks van Babel.
8 Maer Hizkia seyde tot Iesaia, Het woort des HEEREN dat ghy gesproken hebt, is goet: oock seyde hy, Doch het zy vrede ende waerheyt in mijne dagen.

Einde Jesaja 39