Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 HEERE, ghy zijt mijn Godt, u sal ick verhoogen, uwen Name sal ick loven, want ghy hebt wonder gedaen: [uwe] raetslagen van verre zijn waerheyt [ende] vasticheyt. |
2 Want ghy hebt van de stadt, een steenhoop gemaeckt, de vaste stadt tot een vervallen hoop: het palleys der vreemdelingen, dat het geen stadt meer en zy, in eeuwicheyt en sal sy niet herbouwt worden. |
3 Daerom sal u een machtich volck eeren, de stadt der tyrannige volckeren sal u vreesen. |
4 Want ghy zijt den armen een sterckte geweest, een sterckte den nootdurftigen, als hem bange was: een toevlucht voor den vloet, een schaduwe voor de hitte, want het blasen der tyrannen is als een vloet [tegen] eenen wandt. |
5 Gelijck de hitte in een dorre plaetse, sult ghy de ongestuymicheyt der vreemdelingen nederdrucken, [gelijck] de hitte door de schaduwe eener dicke wolcke, sal ’t gesanck der tyrannen vernedert worden. |
6 Ende de HEERE der heyrscharen sal op desen berch allen volcken een vette maeltijt maken, een maeltijt van reynen wijn, van vette vol merchs, van reyne wijnen die gesuyvert zijn. |
7 Ende hy sal op desen berch verslinden het bewindsel des aengesichts, daer mede alle volckeren bewonden zijn, ende het decksel daer mede alle natien bedeckt zijn. |
8 Hy sal de Doot verslinden, tot overwinninge, ende de Heere HEERE sal de tranen van alle aengesichten afwisschen: ende hy sal de smaetheyt sijnes volcks van de gantsche aerde wech nemen, want de HEERE heeftet gesproken. |
9 Ende men sal te dien dage seggen, Siet, dese is onse Godt, wy hebben hem verwacht, ende hy sal ons salich maken: dese is de HEERE, wy hebben hem verwacht, wy sullen ons verheugen, ende verblijden in sijne salicheyt. |
10 Want de hant des HEEREN sal op desen berch rusten: maer Moab sal onder hem verdorscht worden, gelijck het stroo verdorscht wort tot mist. |
11 Ende hy sal sijne handen uyt breyden in’t midden van haer, gelijck als een swemmer [die] uytbreydt om te swemmen, ende hy sal haren hoochmoet vernederen met de lagen harer handen. |
12 Ende hy sal de hooge vesten uwer mueren buygen, vernederen, [ja] hy salse ter aerde tot den stof toe doen reycken. |