Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 25 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 25

1 HEERE, ghy zijt mijn Godt, u sal ick verhoogen, uwen Name sal ick loven, want ghy hebt wonder gedaen: [uwe] raetslagen van verre zijn waerheyt [ende] vasticheyt.
2 Want ghy hebt van de stadt, een steenhoop gemaeckt, de vaste stadt tot een vervallen hoop: het palleys der vreemdelingen, dat het geen stadt meer en zy, in eeuwicheyt en sal sy niet herbouwt worden.
3 Daerom sal u een machtich volck eeren, de stadt der tyrannige volckeren sal u vreesen.
4 Want ghy zijt den armen een sterckte geweest, een sterckte den nootdurftigen, als hem bange was: een toevlucht voor den vloet, een schaduwe voor de hitte, want het blasen der tyrannen is als een vloet [tegen] eenen wandt.
5 Gelijck de hitte in een dorre plaetse, sult ghy de ongestuymicheyt der vreemdelingen nederdrucken, [gelijck] de hitte door de schaduwe eener dicke wolcke, sal ’t gesanck der tyrannen vernedert worden.
6 Ende de HEERE der heyrscharen sal op desen berch allen volcken een vette maeltijt maken, een maeltijt van reynen wijn, van vette vol merchs, van reyne wijnen die gesuyvert zijn.
7 Ende hy sal op desen berch verslinden het bewindsel des aengesichts, daer mede alle volckeren bewonden zijn, ende het decksel daer mede alle natien bedeckt zijn.
8 Hy sal de Doot verslinden, tot overwinninge, ende de Heere HEERE sal de tranen van alle aengesichten afwisschen: ende hy sal de smaetheyt sijnes volcks van de gantsche aerde wech nemen, want de HEERE heeftet gesproken.
9 Ende men sal te dien dage seggen, Siet, dese is onse Godt, wy hebben hem verwacht, ende hy sal ons salich maken: dese is de HEERE, wy hebben hem verwacht, wy sullen ons verheugen, ende verblijden in sijne salicheyt.
10 Want de hant des HEEREN sal op desen berch rusten: maer Moab sal onder hem verdorscht worden, gelijck het stroo verdorscht wort tot mist.
11 Ende hy sal sijne handen uyt breyden in’t midden van haer, gelijck als een swemmer [die] uytbreydt om te swemmen, ende hy sal haren hoochmoet vernederen met de lagen harer handen.
12 Ende hy sal de hooge vesten uwer mueren buygen, vernederen, [ja] hy salse ter aerde tot den stof toe doen reycken.

Einde Jesaja 25