Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 24 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 24

1 SIet, de HEERE maeckt het lant ledich, ende hy maeckt het woeste: ende hy keert des selven gestaltenisse om, ende hy verstroyt sijne inwoonders.
2 Ende gelijck het volck, alsoo sal de Priester wesen; gelijck de knecht, alsoo sijn heere; gelijck de dienstmaecht, alsoo hare vrouwe; gelijck de kooper, alsoo de verkooper: gelijck de leener, alsoo de ontleener; gelijck de woeckeraer, alsoo die van welcken hy woecker ontfangt.
3 Dat lant sal gantschelick ledich-gemaeckt worden, ende het sal gantschelick berooft worden: want de HEERE heeft dit woort gesproken.
4 Het lant treurt, ’t verwelckert, het aerdrijcke queelt, ’t verwelckert: de hoochste van het volck des lants quelen.
5 Want het lant is bevleckt van wegen sijne inwoonders: want sy overtreden de wetten, sy veranderen de insettinge, sy vernietigen het eeuwich verbont.
6 Daerom verteert de vloeck het lant, ende die daer in woonen, sullen verwoest worden: daerom sullen de inwoonders des lants verbrant worden, ende daer sullen weynich menschen overich blyven.
7 De most treurt, de wijn-stock queelt, alle die blydhertich waren suchten.
8 De vreucht der trommelen rust, het geluyt der vrolick-huppelenden houdt op, de vreucht der harpe rust.
9 Sy en sullen geenen wijn drincken met gesanck: de stercke-dranck sal bitter zijn den genen die hem drincken.
10 De woeste stadt is verbroken, alle de huysen staen gesloten, datter niemant inkomen en kan.
11 Daer is een klagelick geroep op de straten, om des wijns wille: alle blijtschap is verduystert, de vreugt des lants is henen gevaren.
12 Verwoestinge is in der stadt overgebleven, ende met gecraeck wort de poorte in stucken verbroken.
13 Want in’t binnenste van den lande, in’t midden deser volckeren, sal ’t alsoo wesen, gelijck de afschuddinge des olijf-booms, gelijck de na-lesingen, wanneer de wijn-oogst geeyndicht is.
14 Die sullen hare stemme opheffen, sy sullen vrolick singen: van wegen de heerlickheyt des HEEREN sullen sy juychen van der zee af.
15 Daerom eeret den HEERE in de valleyen, inde Eylanden der zee den Name des HEEREN des Godts Israëls.
16 Van het uyterste eynde der aerde hooren wy psalmen, [tot] verheerlickinge des Rechtveerdigen: doch [nu] segge ick, Ick worde mager, ick worde mager, wee my! de trouwloose handelen trouwlooslick, ende met trouwloosheyt handelen de trouwloose trouwlooslick.
17 De vreese, ende de cuyl, ende het strick over u, ô inwoonder des lants!
18 Ende het sal geschieden, so wie voor de stemme der vreese vlieden sal, die sal in den kuyl vallen; ende die uyt den kuyl opklimt, die sal in het strick gevangen worden: want de sluysen in der hoochte zijn op-gedaen, ende de fondamenten der aerde sullen beven.
19 De aerde sal gantschelick verbroken worden: de aerde sal gantschelick van een gescheurt worden, de aerde sal gantschelick beweecht worden.
20 De aerde sal gantschelick waggelen, gelijck een dronckaert, ende sy sal heen ende weder beweecht worden, gelijck een nacht-hutte, ende hare overtredinge sal swaer op haer zijn, ende sy sal vallen, ende niet weder op staen.
21 Ende het sal geschieden te dien dage, dat de HEERE besoeckinge doen sal over de heyrschare des hoogen in de hoochte, ende over de Coningen des aerdbodems op den aerdbodem.
22 Ende sy sullen tsamen vergadert worden, [gelijck] de gevangene in eenen put, ende sy sullen besloten worden in eene gevanckenisse, maer na vele dagen [weder] besocht worden.
23 Ende de Mane sal schaemroot worden, ende de Sonne sal beschaemt worden, als de HEERE der heyrscharen op den berch Zions regeren sal, ende te Ierusalem, ende voor sijne Outste sal Heerlickheyt zijn.

Einde Jesaja 24