Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 2 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jesaja 2

1 HEt woort dat Iesaia de sone Amoz gesien heeft over Iuda ende Ierusalem.
2 Ende het sal geschieden in het laetste der dagen, dat de berch des huyses des HEEREN sal vaste gestelt zijn op den top der bergen, ende dat hy sal verheven worden boven de heuvelen, ende tot den selven sullen alle heydenen toe-vloeyen:
3 Ende vele volcken sullen henen gaen, ende seggen, Comt laett ons opgaen tot den berch des HEEREN, tot den huyse des Godts Iacobs, op dat hy ons leere van sijne wegen, ende dat wy wandelen in sijne paden: want uyt Zion sal de wet uytgaen, ende des HEEREN woort uyt Ierusalem.
4 Ende hy sal richten onder de heydenen, ende bestraffen vele volckeren: ende sy sullen hare sweerden slaen tot spaden, ende hare spiessen tot sickelen: het [eene] volck en sal tegen het [ander] volck geen sweert op-heffen, noch sy en sullen geen oorloge meer leeren.
5 Comt ghy huys Iacobs, ende laett ons wandelen in den lichte des HEEREN.
6 Maer ghy hebt u volck, het huys Iacobs, verlaten, want sy zijn vervult [met godloosheyt] meer dan het Oosten, ende sy zijn guychelaers, gelijck de Philistinen, ende aen de kinderen der vreemden toonen sy haer behagen.
7 Ende haer lant is vervult met silver ende gout, ende harer schatten en is geen eynde: haer lant is oock vervult met peerden, ende harer wagenen en is geen eynde.
8 Oock is haer lant vervult met Afgoden: voor het werck harer handen buygen sy haer neder, voor ’t gene dat hare vingeren gemaeckt hebben.
9 Daer bucket sich de gemeene man, ende de aensienliche man vernedert sich, daerom en sult ghy ’t haer niet vergeven.
10 Gaet in den rotzsteen, ende verbercht u in den stof, van wegen den schrick des HEEREN, ende om de heerlickheyt sijner Majesteyt.
11 De hooge oogen der menschen sullen vernedert worden, ende de hoochheyt der mannen, sal nedergebogen worden, ende de HEERE alleen sal in dien dage verheven zijn.
12 Want de dach des HEEREN der heyrscharen sal zijn tegen allen hooveerdigen, ende hoogen, ende tegen allen verhevenen, opdat hy vernedert worde.
13 Ende tegen alle hooge ende verhevene cederen van Libanon, ende tegen alle eycken van Basan.
14 Ende tegen alle hooge bergen, ende tegen verhevene heuvelen.
15 Ende tegen allen hoogen toren, ende tegen allen vasten muer.
16 Ende tegen alle schepen van Tharsis, ende tegen alle gewenschte schilderyen.
17 Ende de hoocheyt des menschen sal gebogen, ende de hoocheyt der mannen sal vernedert worden, ende de HEERE alleen sal in dien dage verheven zijn.
18 Ende elck een der Afgoden sal gantschelick vergaen.
19 Dan sullen sy in de speloncken der rotzsteenen gaen, ende in de holen der aerde, van wegen den schrick des HEEREN, ende van wegen de heerlickheyt sijner Majesteyt, wanneer hy sich opmaken sal om de aerde te verschricken.
20 In dien dage sal de mensche sijne silvere Afgoden, ende sijne gouden Afgoden, welcke sy sich gemaeckt hadden om haer [daer voor] neder te buygen, wech-werpen voor de mollen, ende de vleder-muysen:
21 Gaende in de reten der rotsen, ende in de cloven der steenrotsen, van wegen den schrick des HEEREN, ende van wegen de heerlickheyt sijner Majesteyt, wanneer hy sich opmaken sal, om de aerde geweldelick te verschricken.
22 Latet ghylieden [dan] af van den mensche, wiens adem in sijnen neuse is, want waer in is hy te achten?

Einde Jesaja 2