Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 HOe schoon zijn uwe gangen in de schoenen, ghy Princen dochter! de omdraeyingen uwer heupen, zijn als kostelicke ketens, zijnde het werck van de handen eenes Konstenaers. |
2 Uwen navel is [als] een ronde beker, dien geenen dranck en ontbreeckt: Uwen buyck is [als] een hoop tarwe, rontom besett met lelien. |
3 Uwe twee borsten zijn als twee welpen, tweelingen van een rhee. |
4 Uwen hals is als een elpenbeenen toren, uwe oogen zijn [als] de vivers te Hesbon by de poorte Bath-rabbin: Uw’ neuse is als de toren van Libanon, die tegen Damascus siet. |
5 U hooft op u, is als Carmel, ende de hayr-bant uwes hoofts als purper: de Coninck is [als] gebonden op de galerien. |
6 Hoe schoone zijt ghy, ende hoe lieflick zijt ghy, ô liefde, in wellusten! |
7 Dese uwe lengte is te vergelijcken by eenen palm-boom, ende uwe borsten by [druyf-] trossen. |
8 Ick seyde, Ick sal op den palm-boom klimmen, ick sal sijne tacken grijpen: so sullen dan uwe borsten zijn als [druyf-] trossen aen den wijn-stock, ende de reucke uwer neuse als appelen. |
9 Ende u gehemelte als goeden wijn, die recht tot mijnen beminden gaet, doende de lippen der slapenden spreken. |
10 Ick ben mijnes Liefsten: ende sijne genegentheyt is tot my. |
11 Komt, mijn Liefste, Laett ons uytgaen in’t velt, laet ons vernachten op de dorpen. |
12 Laet ons vroech ons op maken na de wijn-bergen, laet ons sien of de wijn-stock bloeyt, de jonge druyfkens haer open doen, de granaet-appel-boomen uytbotten: daer sal ick u mijne uytnemende liefde geven. |
13 De Dudaim geven reuck, ende aen onse deuren zijn allerley edele vruchten, nieuwe ende oude: O mijn Liefste, die hebbe ick voor u wech geleyt. |