Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 23 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Exodus 23

1 GHy en sult geen valsch geruchte op-nemen: ende en stelt uwe hant niet by den godtloosen, om een getuyge tot gewelt te zijn.
2 Ghy en sult de menichte tot boose saken niet volgen: ende ghy en sult niet spreken in eene twistige sake, dat ghy u neycht nae de menichte, om [het recht] te buygen.
3 Oock en sult ghy den geringen niet voortrecken in sijne twistige sake.
4 Wanneer ghy uwes vyants osse, ofte sijnen dwalenden esel ontmoett, ghy sult hem den selven gantschelick wederbrengen.
5 Wanneer ghy uwes haters esel onder sijnen last siet liggen, sult ghy dan nalatich zijn, om het [uwe] te verlaten voor hem? ghy sult het in aller maniere met hem verlaten.
6 Ghy en sult het recht uwes armen niet buygen in sijne twistige sake.
7 Zijt verre van valsche saken: ende den ontschuldigen ende gerechtigen en sult ghy niet dooden, want ick en sal den godtloosen niet rechtveerdigen.
8 Oock en sult ghy geen geschenck nemen: want het geschenck verblindt de siende, ende ’t verkeert de sake der rechtveerdigen.
9 Ghy en sult oock den vreemdelinck niet onderdrucken: want ghy-lieden kent het gemoet des vreemdelincks, dewijle ghy vreemdelingen geweest zijt in Egypten-lande.
10 Ghy sult oock ses jaer u lant bezaeyen, ende sijne in-komste versamelen.
11 Maer in het sevende, sult ghy het rusten ende stille liggen laten, dat de arme uwes volcks mogen eten, ende het overige daer van de beesten des velts eten mogen: alsoo sult ghy [oock] doen met uwen wijngaert, [ende] met uwe olijfboomen.
12 Ses dagen sult ghy uwe wercken doen, maer op den sevenden dach sult ghy rusten: op dat uwen osse ende uwen esel ruste, ende dat uwer dienst-maecht sone, ende de vreemdelinck adem scheppe.
13 In alles dat ick tot u-lieden geseyt hebbe sult ghy op u hoede zijn: ende den name van andere Goden en sult ghy niet gedencken, uyt uwen monde en sal hy niet gehoort worden.
14 Drye reysen in ’t jaer sult ghy my feest houden.
15 ’T feest van de ongesuerde [brooden] sult ghy houden, seven dagen sult ghy ongesuerde [brooden] eten, (gelijck ick u geboden hebbe) ter bestemder tijt inde maent Abib, want in de selve zijt ghy uyt Egypten getogen: doch men sal niet ledich voor mijn aengesichte verschijnen.
16 Ende het feest des Oogsts der eerste vruchten uwes arbeyts, die ghy op den velde gezaeyt sult hebben: ende het feest der insamelinge op den uytganck des jaers, wanneer ghy uwen arbeyt uyt den velde sult ingesamelt hebben.
17 Dryemael ’s jaers sullen alle uwe mannen voor het aengesichte des Heeren HEEREN verschijnen.
18 Ghy en sult het bloet mijnes offers met geen gedeessemde [brooden] offeren: oock en sal het vette mijnes feestes tot op den morgen niet vernachten.
19 De eerstelingen der eerste vruchten uwes lants, sult ghy in het huys des HEEREN uwes Godts brengen: Ghy en sult het bocxken niet koken in sijnes moeders melck.
20 Siet, ick sende eenen Engel voor u aengesichte, om u te behoeden op desen wech: ende om u te brengen tot de plaetse die ick bereydt hebbe.
21 Hoedt u voor sijn aengesichte, ende weest sijne stemme gehoorsaem, ende en verbittert hem niet: want hy en sal u-lieden overtredingen niet vergeven, want mijn Name is in ’t binnenste van hem.
22 Maer so ghy sijne stemme neerstelick gehoorsaemt, ende doet al wat ick spreken sal: so sal ick uwer vyanden vyant, ende uwer wederpartijders wederpartye zijn.
23 Want mijn Engel sal voor u aengesichte gaen, ende hy sal u inbrengen tot de Amoriten, ende Hethiten, ende Pheresiten, ende Canaaniten, Heviten, ende Iebusiten: ende ick salse verdelgen.
24 Ghy en sult u voor hare Goden niet buygen, nochte haer dienen, oock en sult ghy nae hare wercken niet doen, maer ghy sultse geheelick af-breken, ende hare opgerechte beelden gantsch vermorselen.
25 Ende ghy sult den HEERE uwen Godt dienen, so sal hy u broot, ende u water segenen: ende ick sal de kranckheden uyt het midden van u weeren.
26 Daer en sal geene misdrachtige, noch onvruchtbare in uwen lande zijn: Ick sal ’t getal uwer dagen vervullen.
27 Ick sal ’t mijnen schrick voor u aengesichte senden, ende al het volck tot de welcke ghy komt, vertsaegt maken: ende ick sal maken, dat alle uwe vyanden u den necke toekeeren.
28 Ick sal oock horselen voor u aengesichte senden: die sullen van voor uwen aengesichte uytstooten de Heviten, de Canaaniten, ende de Hethiten.
29 Ick en salse in een jaer van u aengesichte niet uytstooten, op dat het lant niet woest en worde, ende ’t wilt gedierte boven u niet vermenichvuldicht en worde.
30 Ick salse allencxkens van u aengesichte uyt stooten: tot dat ghy gewassen zijt, ende het lant ervet.
31 Ende ick sal uwe lant-palen setten van de Zee Suph tot aen de Zee der Philistijnen, ende van de woestijne tot aen de Riviere: want ick sal de inwoonders dies lants in u-lieder hant geven, dat ghyse voor uwen aengesichte uytstootet.
32 Ghy en sult met hen, noch met hare Goden geen verbont maken.
33 Sy en sullen in uwen lande niet woonen, op datse u tegens my niet en doen sondigen: indien ghy hare Goden dient, ’t sal u voorseker tot eenen val-strick zijn.

Einde Exodus 23