Psalm 99 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 99
1 DE HEERE regeert, dat de volckeren beven: hy sitt [tusschen] de Cherubim, de aerde bewege haer. |
2 De HEERE is groot in Zion, ende hy is hooge boven alle volckeren. |
3 Datse uwen grooten ende vreeslicken Name loven, die heylich is: |
4 Ende de sterckte des Conincks, die’t recht lief heeft: Ghy hebt billickheden bevesticht, ghy hebt recht ende gerechticheyt gedaen in Iacob. |
5 Verheft den HEERE onsen Godt, ende buycht u neder voor den voetbanck sijner voeten, hy is heylich. |
6 Mose ende Aaron waren onder sijne Priesters, ende Samuel onder de aenroepers sijnes Naems; sy riepen tot den HEERE, ende hy verhoordese. |
7 Hy sprack tot hen in eene wolcken-colomne: sy hebben sijne getuygenissen onderhouden, ende d’insettingen [die] hy hen gegeven hadde. |
8 O HEERE onse Godt, ghy hebtse verhoort, ghy zijt hen geweest een vergevende Godt, hoewel wrake doende over hare daden. |
9 Verheft den HEERE onsen Godt, ende buygt u voor den berch sijner heylicheyt, want de HEERE onse Godt is heylich. |
Einde Psalm 99