Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 90 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 90

1 EEn gebedt Mosis des mans Godes. Heere, ghy zijt ons geweest een toevlucht van geslachte tot geslachte.
2 Eer de bergen geboren waren, ende ghy de aerde ende de wereld voortgebracht haddet: ja van eeuwicheyt tot eeuwicheyt zijt ghy Godt.
3 Ghy doet den mensche wederkeeren tot verbrijselinge: ende segt, Keert weder ghy menschen kinderen.
4 Want duysent jaren zijn in uwe oogen, als de dach van gisteren, als hy voorbygegaen is: ende [als] eene nachtwake.
5 Ghy overstroomtse, sy zijn [gelijck] eenen slaep: in den morgenstont zijnse gelijck het gras [dat] verandert.
6 In den morgenstont bloeyt het, ende ’t verandert: des avonts wort het afgesneden, ende ’t verdorret.
7 Want wy vergaen door uwen toorn: ende door uwe grimmicheyt worden wy verschrickt.
8 Ghy stelt onse ongerechticheden voor u: onse heymelicke [sonden] in’t licht uwes aenschijns.
9 Want alle onse dagen gaen henen door uwe verbolgentheyt: wy brengen onse jaren door, als een gedachte.
10 Aengaende de dagen onser jaren, daer in zijn tseventich jaer: of so wy seer sterck zijn, tachtentich jaer: ende ’t uytnemenste van dien, is moeyte ende verdriet: want het wort snellick afgesneden, ende wy vliegen daer henen.
11 Wie kent de sterckte uwes toorns, ende uwe verbolgentheyt nae dat ghy te vreesen zijt?
12 Leert ons alsoo [onse] dagen tellen, dat wy een wijs herte bekomen.
13 Keert weder HEERE, tot hoe lange? ende het berouwe u over uwe knechten.
14 Versadigt ons in den morgenstont met uwe goedertierenheyt, so sullen wy juychen; ende verblijdt zijn in alle onse dagen.
15 Verblijdt ons nae de dagen [in de welcke] ghy ons gedruckt hebt: [nae] de jaren [in de welcke] wy’t quaet gesien hebben.
16 Laet u werck aen uwe knechten gesien worden, ende uwe heerlickheyt over hare kinderen.
17 Ende de lieflickheyt des HEEREN onses Godts zy over ons: ende bevesticht ghy het werck onser handen over ons: ja het werck onser handen bevestigt dat.

Einde Psalm 90