Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 EEn Psalm voor den Opper-sang-meester, onder de kinderen van Korah. |
2 Ghy zijt uwen lande gunstich geweest, HEERE: de gevanckenisse Iacobs hebt ghy gewendt. |
3 De misdaet uwes volcks hebt ghy wechgenomen: Ghy hebt alle hare sonden bedeckt, Sela! |
4 Ghy hebt wechgenomen al uwe verbolgentheyt: Ghy hebt u gewendt van de hitticheyt uwes toorns. |
5 Brengt ons weder, ô Godt onses heyls: ende doet te niete uwe toornicheyt over ons. |
6 Sult ghy eeuwelick tegen ons toornen? sult ghy uwen toorn uytstrecken van geslachte tot geslachte? |
7 Sult ghy ons niet weder levendich maken? op dat u volck sich in u verblijde? |
8 Toont ons uwe goedertierenheyt, ô HEERE, ende geeft ons u heyl. |
9 Ick sal hooren wat Godt de HEERE spreken sal, want hy sal tot sijn volck, ende tot sijne gunst-genooten van vrede spreken: Maer datse niet weder tot dwaesheyt en keeren. |
10 Sekerlick, sijn heyl is nae by den genen die hem vreesen, op dat in onsen lande eere woone. |
11 De goedertierenheyt ende waerheyt sullen malkanderen ontmoeten: de gerechticheyt ende vrede sullen [malkanderen] kussen. |
12 De waerheyt sal uyt der aerde spruyten, ende gerechticheyt sal van den hemel neder sien. |
13 Oock sal de HEERE ’t goede geven: ende ons lant sal sijne vrucht geven. |
14 De gerechticheyt sal voor sijn aengesichte henen gaen: ende hy salse setten op den wech sijner voetstappen. |