Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 VOor den Opper-sang-meester, op de Gittith: Een Psalm voor de kinderen Korah. |
2 Hoe lieflick zijn uwe wooningen, ô HEERE der heyrscharen! |
3 Mijn ziele is begeerich, ende beswijckt oock van verlangen, nae de voorhoven des HEEREN: mijn herte, ende mijn vleesch roepen uyt tot den levendigen Godt. |
4 Selfs vindt de mussche een huys, ende de swaluwe een nest voor haer, daerse hare jongskens legt, by uwe altaren, HEERE der heyrscharen, mijn Coninck, ende mijn Godt. |
5 Welgelucksalich zijnse die in u huys woonen: sy prijsen u gestadelick, Sela! |
6 Welgelucksalich is de mensche wiens sterckte in u is, in welcker herte de gebaende wegen zijn. |
7 Als sy door het dal der moerbesye-boomen doorgaen, stellen sy hem tot een fonteyne, oock sal de regen haer gantsch rijckelick overdecken. |
8 Sy gaen van kracht tot kracht, een yegelick [van haer] sal verschijnen voor Godt in Zion. |
9 HEERE Godt der heyrscharen, hoort mijn gebedt: neemt’et ter oore, ô Godt Iacobs, Sela! |
10 O Godt, onse schilt, siet: ende aenschouwt het aengesichte uwes Gesalfden. |
11 Want een dach in uwe voor-hoven, is beter dan duysent [elders]: Ick koos liever aen den dorpel in het Huys mijnes Godts te wesen, dan lange te woonen in de tenten der godtloosheyt. |
12 Want Godt de HEERE is een Sonne ende schilt, de HEERE sal genade ende eere geven: hy en sal het goede niet onthouden den genen die in oprechticheyt wandelen. |
13 HEERE der heyrscharen, welgelucksalich is de mensche, die op u vertrouwt. |