Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 83 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 83

1 EEn Liedt, een Psalm Asaphs.
2 O Godt, en swijgt niet, en houdt u niet als doof, noch en zijt niet stille, ô Godt.
3 Want siet, uwe vyanden maken getier: ende uwe haters steken den kop op.
4 Sy maken listichlick eenen heymelicken aenslach tegen u volck, ende beraetslagen haer tegen uwe verborgene.
5 Sy hebben geseyt, Komt, ende laetse ons uytroeyen, datse geen volck meer en zijn: dat des naems Israëls niet meer gedacht en worde.
6 Want sy hebben in ’t herte t’samen geraetslaecht: tegen u hebben sy een verbont gemaeckt.
7 De tenten Edoms, ende der Ismaëliten, Moab, ende de Hagarenen:
8 Gebal, ende Ammon, ende Amalek: Palestina, met de inwoonders van Tyrus.
9 Oock heeft sich Assur by hen gevoegt: sy zijn den kinderen Loths tot eenen arm geweest, Sela!
10 Doet hen als Midian: als Sisera, als Iabin aen de beke Kison.
11 [Die] verdelgt zijn te Endor: sy zijn geworden tot dreck der aerde.
12 Maeckt haer [ende] hare Princen als Oreb, ende als Zeëb: ende alle hare Vorsten als Zebah, ende als Zalmuna.
13 Die seyden, Laet ons de schoone wooningen Godes voor ons in erffelicke besittinge nemen.
14 Mijn Godt, maecktse als een wervel: als stoppelen voor den wint.
15 Gelijck het vyer een wout verbrant: ende gelijck de vlamme de bergen aensteeckt,
16 Vervolgtse alsoo met u onweder: ende verschricktse met uwen draey-wint.
17 Maeckt haer aengesichte vol schande, op datse, ô HEERE, uwen Name soecken.
18 Laetse beschaemt ende verschrickt wesen tot in der eeuwicheyt, ende laetse schaemroot worden, ende omkomen.
19 Op datse weten, dat ghy alleen met uwen Name zijt de HEERE, de alderhoochste over de gantsche aerde.

Einde Psalm 83