Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 VOor den Opper-sang-meester op Schoschannim: een Getuygenisse, een Psalm Asaphs. |
2 O Herder Israels, neemt ter ooren: die Ioseph als schapen leydet: die tusschen de Cherubim sittet, verschijnt blinckende. |
3 Weckt uwe macht op voor het aengesichte van Ephraim, ende Benjamin, ende Manasse, ende komt tot onse verlossinge. |
4 O Godt, brengt ons weder, ende laet u aenschijn lichten, so sullen wy verlost worden. |
5 O HEERE, Godt der heyrscharen, hoe lange sult ghy roocken tegen ’t gebedt uwes volcks. |
6 Ghy spijstse met tranen-broot: ende drencktse met tranen uyt een drielinck. |
7 Ghy hebt ons onsen nae-bueren tot eenen twist gestelt, ende onse vyanden spotten onder haer. |
8 O Godt der heyrscharen, brengt ons weder, ende laet u aengesichte lichten, so sullen wy verlost worden. |
9 Ghy hebt eenen wijnstock uyt Egypten overgebracht, hebt de Heydenen verdreven, ende hebt den selven geplant. |
10 Ghy hebt [de plaetse] voor hem bereyt, ende sijne wortelen doen in wortelen, so dat hy het lant vervult heeft. |
11 De bergen zijn met sijne schaduwe bedeckt geweest, ende sijne rancken waren [als] cederboomen Godes. |
12 Hy schoot sijne rancken uyt tot aen de Zee, ende sijne scheuten tot aen de Riviere. |
13 Waerom hebt ghy sijne mueren doorgebroken, so dat alle die den wech voorbygaen, hem plucken? |
14 Het swijn uyt den woude heeft hem uytgewroett: ende ’t wilt des velts heeft hem afgeweydet. |
15 O Godt der heyrscharen, keert doch weder, aenschouwt uyt den hemel, ende siet, ende besoeckt desen wijnstock. |
16 Ende de stamme die uwe rechter-hant geplant heeft, ende dat om den Sone [dien] ghy u gesterckt hebt: |
17 Sy is met vyere verbrant, sy is afgehouwen: Sy komen omme van ’t schelden uwes aengesichts. |
18 Uwe hant zy over den man uwer rechter-hant, over des menschen sone, [dien] ghy u gesterckt hebt. |
19 So en sullen wy van u niet te rugge keeren: behoudt ons in’t leven, so sullen wy uwen Name aenroepen. |
20 O HEERE, Godt der heyrscharen, brengt ons weder, laet u aenschijn lichten, so sullen wy verlost worden. |