Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 EEn Psalm Asaphs: O Godt, Heydenen zijn gekomen in uwe erffenisse: sy hebben den Tempel uwer heylicheyt verontreynicht; sy hebben Ierusalem tot steenhoopen gestelt. |
2 Sy hebben de doode lichamen uwer knechten aen ’t gevogelte des hemels tot spijse gegeven; het vleesch uwer gunstgenooten aen ’t gedierte des lants. |
3 Sy hebben haer bloet rontom Ierusalem als water vergoten, ende daer en was niemant diese begroef. |
4 Wy zijn onsen nae-bueren eene smaetheyt geworden; een spot ende schimp dien, die rontom ons zijn. |
5 Hoe lange, HEERE? sult ghy eeuwichlick toornen? sal uwen yver als vyer branden? |
6 Stort uwe grimmicheyt uyt over de Heydenen, die u niet en kennen; ende over de Coninckrijcken, die uwen Naem niet aenroepen. |
7 Want men heeft Iacob opgegeten; ende sy hebben sijne lieflicke wooninge verwoestet. |
8 Gedenckt ons de voorige misdaden niet; haest u, laet uwe barmherticheden ons voorkomen: want wy zijn seer dunne geworden. |
9 Helpt ons, ô Godt onses heyls, ter oorsake van de eere uwes Naems: ende reddet ons, ende doet versoeninge over onse sonden, om uwes Naems wille. |
10 Waerom souden de Heydenen seggen; Waer is haer Godt? laet de wrake des vergotenen bloets uwer knechten onder de Heydenen voor onse oogen bekent worden. |
11 Laet het gekerm der gevangenen voor u aenschijn komen: behoudt overich de kinderen des doots, nae de grootheyt uwes arms. |
12 Ende geeft onsen naburen sevenvoudich weder in haren schoot haren smaet, daer mede sy u, ô Heere, gesmadet hebben. |
13 So sullen wy, u volck ende schapen uwer weyde, u loven in eeuwicheyt, van geslachte tot geslachte; wy sullen uwen roem vertellen. |