Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 73 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 73

1 EEn Psalm Asaphs. Immers is Godt Israël goet; den genen die reyn van herten zijn.
2 Maer my aengaende, mijne voeten waren bynae uytgeweken: mijne treden waren by-kans uytgeschoten.
3 Want ick was nijdich op de dwase; siende der godtloosen vrede.
4 Want daer en zijn geen banden tot haren doot toe: ende hare kracht is frisch.
5 Sy en zijn niet inde moeyte [als andere] menschen; ende en worden met [andere] menschen niet geplaecht.
6 Daerom omringtse de hoovaerdye als een keten: het gewelt bedecktse [als] een gewaet.
7 Hare oogen puylen uyt van vet: sy gaen de inbeeldingen des herten te boven.
8 Sy mergelen [de lieden] uyt, ende spreken booslick van verdruckinge: sy spreken uyt der hoochte.
9 Sy setten haren mont tegen den hemel: ende hare tonge wandelt op der aerden.
10 Daerom keert sich sijn volck hier toe, als hen wateren eenes vollen [bekers] worden uytgedruckt,
11 Datse seggen; Hoe soudet Godt weten? ende souder wetenschap zijn by den Alderhoochsten?
12 Siet dese zijn godtloos: nochtans hebben sy ruste in de werelt, sy vermenichvuldigen het vermogen.
13 Immers heb ick te vergeefs mijn herte gesuyvert; ende mijne handen in onschult gewasschen:
14 Dewijle ick den gantschen dach geplaecht ben; ende mijne straffinge isser alle morgens.
15 Indien ick soude seggen; Ick sal oock alsoo spreken: siet, so soud’ ick trouwloos zijn aen’t geslachte uwer kinderen.
16 Nochtans heb ick gedacht om dit te mogen verstaen: [maer] het was moeyte in mijne oogen:
17 Tot dat ick in Godts heylichdommen inginck; [ende] op haer eynde merckte.
18 Immers sett ghyse op gladde plaetsen: ghy doetse vallen in verwoestingen.
19 Hoe worden sy als in een oogenblick tot verwoestinge! nemen een eynde, worden te niete van verschrickingen!
20 Als een droom na het ontwaken: als ghy opwaeckt, o Heere, [dan] sult ghy haer beelt verachten.
21 Als mijn herte opgeswollen was, ende ick in mijne nieren geprickelt wierde:
22 Doe was ick onvernuftich, ende en wiste niets: ick was een groot beest by u.
23 Ick sal dan geduerichlick by u zijn: ghy hebt mijne rechterhant gevatt.
24 Ghy sult my leyden door uwen raedt: ende daer na sult ghy my [in] heerlickheyt opnemen.
25 Wien heb ick [neffens u] inden hemel? neffens u en lust my oock niets op der aerden.
26 Beswijckt mijn vleesch ende mijn herte, so is Godt de rotzsteen mijns herten, ende mijn deel in eeuwicheyt.
27 Want siet, die verre van u zijn, sullen vergaen: ghy roeyt uyt allen die van u afhoereert.
28 Maer my aengaende; ’tis my goet, nae by Godt te wesen: ick sette mijn betrouwen op den Heere HEERE; om alle uwe wercken te vertellen.

Einde Psalm 73