Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 65 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 65

1 EEn Psalm Davids, een liedt: voor den Opper-sang-meester.
2 De lofsanck is [in] stilheyt tot u, ô Godt, in Zion: ende u sal de gelofte betaelt worden.
3 Ghy hoort het gebedt; tot u sal alle vleesch komen.
4 Ongerechtige dingen hadden de overhant over my: [maer] onse overtredingen, die versoent ghy.
5 Wel gelucksalich is hy [dien] ghy verkiest, ende doet naederen, dat hy woone in uwe voorhoven: wy sullen versadicht worden met het goet van u huys, [met] het heylige van u Paleys.
6 Vreeslicke dingen sult ghy ons in gerechticheyt antwoorden, o Godt onses heyls; ô vertrouwen aller eynden der aerde, ende der verre gelegenen [aen] de zee.
7 Die de bergen vast sett door sijne kracht: omgordt zijnde met macht.
8 Die het bruysen der zeen stilt; het bruysen harer golven, ende het rumoer der volcken.
9 Ende die op de eynden woonen vreesen voor uwe teeckenen: ghy doet de uytgangen des morgens ende des avonts juychen.
10 Ghy besoeckt het lant, ende hebbende het begeerich gemaeckt, verrijckt ghy het grootlicx; de riviere Godts is vol waters: wanneer ghy het alsoo bereyt hebt, maeckt ghy haerlieder koorn gereedt.
11 Ghy maeckt sijne opgeploechde aerde droncken; ghy doetse dalen [in] sijne voren: ghy maeckt het weeck door de droppelen, ghy segent sijn uytspruytsel.
12 Ghy croont het jaer uwer goetheyt: ende uwe voetstappen druypen van vetticheyt.
13 Sy bedruypen de weyden der woestijne: ende de heuvelen zijn aengegordt met verheuginge.
14 De velden zijn bekleedt met kudden, ende de dalen zijn bedeckt met koorn: sy juychen, oock singense.

Einde Psalm 65