Psalm 64 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 64
1 EEn Psalm Davids: voor den Opper-sang-meester. |
2 Hoort, ô Godt, mijne stemme in mijn geklach: behoedt mijn leven voor des vyants schrick. |
3 Verbercht my voor den heymelicken raedt der boosdoenders; voor de oproericheyt van de werckers der ongerechticheyt. |
4 Die hare tonge scherpen als een sweert; een bitter woort aenleggen [als] hare pijle: |
5 Om in verborgene plaetsen den oprechten te schieten: haestich schieten sy nae hem, ende en vreesen niet. |
6 Sy stercken haer selven [in] eene boose sake; sy houden sprake van stricken te verbergen: sy seggen, Wie salse sien? |
7 Sy doorsoecken allerley schalckheyt, ten uytersten doorsoecken sy wat te doorsoecken is; selfs het binnenste eens mans, ende het diep herte. |
8 Maer Godt salse haestich met eene pijle schieten: hare plagen zijnder. |
9 Ende hare tonge salse doen aenstooten tegen haer selven: een yeder diese siet sal sich wech packen. |
10 Ende allen menschen sullen vreesen, ende Godts werck verkondigen, ende sijn doen verstandelick aenmercken. |
11 De rechtveerdige sal sich verblijden in den HEERE, ende op hem betrouwen: ende alle oprechte van herten sullen sich beroemen. |
Einde Psalm 64