Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 57 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 57

1 EEn gouden kleynoot Davids, voor den Opper-sang-meester, Altascheth, als hy voor Sauls aengesichte vloodt, in de speloncke.
2 Zijt my genadich, o Godt, zijt my genadich; want mijne ziele betrouwt op u, ende ick neme mijn toevlucht onder de schaduwe uwer vleugelen: tot dat de verdervingen sullen voor by zijn gegaen.
3 Ick sal roepen tot Godt, den Alderhoochsten, tot Godt, die’t aen my voleynden sal.
4 Hy sal van den hemel senden, ende my verlossen, te schanden makende den genen die my soeckt op te slocken, Sela! Godt sal sijne goedertierenheyt ende sijne waerheyt senden.
5 Mijne ziele is in’t midden der leeuwen, ick ligge [onder] stoke-branden, menschen kinderen, welcker tanden spiessen ende pijlen zijn: ende hare tonge een scherp sweert.
6 Verheft u boven de hemelen, ô Godt: uwe eere zy over de gantsche aerde.
7 Sy hebben een net bereydt voor mijne gangen, mijne ziele was nedergebuckt; sy hebben eenen kuyl voor mijn aengesicht gegraven: sy zijnder midden in gevallen, Sela!
8 Mijn herte is bereyt, o Godt, mijn herte is bereydt: ick sal singen, ende psalm-singen.
9 Waeckt op mijne eere, waeckt op, ghy luyte ende harpe: ick sal in den dageraet opwaken.
10 Ick sal u loven onder de volcken, o Heere: ick sal u psalm-singen onder de natien.
11 Want uwe goedertierenheyt is groot tot aen de hemelen: ende uwe waerheyt tot aen de bovenste wolcken.
12 Verheft u boven de hemelen, o Godt: uwe eere zy over de gantsche aerde.

Einde Psalm 57