Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 EEn Psalm Davids, voor den Opper-sang-meester. |
2 Doe de Prophete Nathan tot hem was gekomen, na dat hy tot Bath-Seba was ingegaen. |
3 Zijt my genadich, o Godt, nae uwe goedertierenheyt: delcht mijne overtredinge uyt, nae de grootheyt uwer barmherticheden. |
4 Wascht my wel van mijne ongerechticheyt: ende reynicht my van mijne sonde. |
5 Want ick kenne mijne overtredingen: ende mijne sonde is steedts voor my. |
6 Tegen u, u alleen, heb ick gesondicht, ende gedaen dat quaet is in uwe oogen: op dat ghy rechtveerdich zijt in u spreken, [ende] reyn zijt in u richten. |
7 Siet, ick ben in ongerechticheyt geboren: ende in sonde heeft my mijne moeder ontfangen. |
8 Siet, ghy hebt lust tot waerheyt in het binnenste: ende in’t verborgene maeckt ghy my wijsheyt bekent. |
9 Ontsondich my met ysop, ende ick sal reyn zijn: wascht my, ende ick sal witter zijn als snee. |
10 Doet my vreuchde ende blijtschap hooren; dat de beenderen sich verheugen, [die] ghy verbrijselt hebt. |
11 Verbercht u aengesicht van mijne sonden: ende delcht uyt alle mijn ongerechticheden. |
12 Schept my een reyn herte, o Godt: ende vernieuwt in’t binnenste van my eenen vasten geest. |
13 En verwerpt my niet van u aengesicht: ende en neemt uwen Heyligen Geest niet van my. |
14 Geeft my weder de vreuchde uwes heyls: ende de vrymoedige geest ondersteune my. |
15 So sal ick de overtreders uwe wegen leeren: ende de sondaers sullen sich tot u bekeeren. |
16 Verlost my van bloet-schulden, o Godt, ghy Godt mijns heyls: so sal mijne tonge uwe gerechticheyt vrolick roemen. |
17 Heere, opent mijne lippen: so sal mijn mont uwen lof verkondigen. |
18 Want ghy en hebt geenen lust tot offerhande, anders soud’ ickse geven: in brant-offeren en hebt ghy geen behagen. |
19 De offerhanden Godts zijn een gebroken geest: een gebroken ende verslagen herte en sult ghy, o Godt, niet verachten. |
20 Doet wel by Zion nae u welbehagen: bouwt de mueren van Ierusalem op. |
21 Dan sult ghy lust hebben aen de offerhanden der gerechticheyt, aen brant-offer, ende een offer dat gantsch verteert wort: dan sullen sy varren offeren op uwen altaer. |