Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 51 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 51

1 EEn Psalm Davids, voor den Opper-sang-meester.
2 Doe de Prophete Nathan tot hem was gekomen, na dat hy tot Bath-Seba was ingegaen.
3 Zijt my genadich, o Godt, nae uwe goedertierenheyt: delcht mijne overtredinge uyt, nae de grootheyt uwer barmherticheden.
4 Wascht my wel van mijne ongerechticheyt: ende reynicht my van mijne sonde.
5 Want ick kenne mijne overtredingen: ende mijne sonde is steedts voor my.
6 Tegen u, u alleen, heb ick gesondicht, ende gedaen dat quaet is in uwe oogen: op dat ghy rechtveerdich zijt in u spreken, [ende] reyn zijt in u richten.
7 Siet, ick ben in ongerechticheyt geboren: ende in sonde heeft my mijne moeder ontfangen.
8 Siet, ghy hebt lust tot waerheyt in het binnenste: ende in’t verborgene maeckt ghy my wijsheyt bekent.
9 Ontsondich my met ysop, ende ick sal reyn zijn: wascht my, ende ick sal witter zijn als snee.
10 Doet my vreuchde ende blijtschap hooren; dat de beenderen sich verheugen, [die] ghy verbrijselt hebt.
11 Verbercht u aengesicht van mijne sonden: ende delcht uyt alle mijn ongerechticheden.
12 Schept my een reyn herte, o Godt: ende vernieuwt in’t binnenste van my eenen vasten geest.
13 En verwerpt my niet van u aengesicht: ende en neemt uwen Heyligen Geest niet van my.
14 Geeft my weder de vreuchde uwes heyls: ende de vrymoedige geest ondersteune my.
15 So sal ick de overtreders uwe wegen leeren: ende de sondaers sullen sich tot u bekeeren.
16 Verlost my van bloet-schulden, o Godt, ghy Godt mijns heyls: so sal mijne tonge uwe gerechticheyt vrolick roemen.
17 Heere, opent mijne lippen: so sal mijn mont uwen lof verkondigen.
18 Want ghy en hebt geenen lust tot offerhande, anders soud’ ickse geven: in brant-offeren en hebt ghy geen behagen.
19 De offerhanden Godts zijn een gebroken geest: een gebroken ende verslagen herte en sult ghy, o Godt, niet verachten.
20 Doet wel by Zion nae u welbehagen: bouwt de mueren van Ierusalem op.
21 Dan sult ghy lust hebben aen de offerhanden der gerechticheyt, aen brant-offer, ende een offer dat gantsch verteert wort: dan sullen sy varren offeren op uwen altaer.

Einde Psalm 51