Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 48 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 48

1 EEn Liedt een Psalm, voor de kinderen van Korah.
2 De HEERE is groot, ende seer te prijsen; in de Stadt onses Godts, [op] den berch sijner heylicheyt.
3 Schoon van gelegentheyt, eene vreuchde der gantscher aerde is de berch Zion, [aen] de zijden van’t Noorden; De stadt des grooten Conincks.
4 Godt is in hare Paleysen; hy isser bekent voor een hooch vertreck.
5 Want siet, de Coningen waren vergadert; sy waren t’samen doorgetogen.
6 [Gelijck] sy’t sagen, alsoo waren sy verwondert: Sy werden verschrickt, sy haesteden wech.
7 Bevinge greepse aldaer aen; smerte als eener barender [vrouwe].
8 Met eenen Oosten wint verbreeckt ghy de schepen van Tharsis.
9 Gelijck wy gehoort hadden, alsoo hebben wy gesien in de stadt des HEEREN der heyrscharen, in de Stadt onses Godts: Godt sal haer bevestigen tot in eeuwicheyt, Sela!
10 O Godt, wy gedencken uwer weldadicheyt; in’t midden uwes Tempels.
11 Gelijck uwen Naem is, ô Godt, alsoo is uwen roem tot aen de eynden der aerde: uwe rechterhant is vol van gerechticheyt.
12 Laet den berch Zion blijde zijn, laet de dochteren van Iuda haer verheugen; om uwer oordeelen wille.
13 Gaet rontom Zion, ende omringtse: tellet hare torens.
14 Settet u herte op hare vestinge, beschouwet onderscheydentlick hare Paleysen; op dat ghy’t den navolgenden geslachte vertellet;
15 Want dese Godt is onse Godt eeuwichlick ende altoos: hy sal ons geleyden totter doot toe.

Einde Psalm 48