Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 EEn Liedt Alamoth: voor den Opper-sang-meester, onder de kinderen van Korah. |
2 Godt is ons eene toevlucht, ende sterckte: hy is krachtelick bevonden eene hulpe in benaeutheden. |
3 Daerom sullen wy niet vreesen, al veranderde de aerde [hare plaetse], ende al wierden de bergen verset in’t herte van de zeen: |
4 Laet hare wateren bruysen, laetse beroert worden: Laet de bergen daveren, door der selver verheffinge, Sela! |
5 De beecxkens der Riviere, sullen verblijden de stadt Godes; het heylichdom der wooningen des Alderhoochsten. |
6 Godt is in’t midden van haer, sy en sal niet wanckelen; Godt salse helpen in’t aenbreken des morgenstonts. |
7 De heydenen raesden, de Coninckrijcken beweechden sich; hy verhief sijne stemme, de aerde versmolt. |
8 De HEERE der heyrscharen is met ons: De Godt Iacobs is ons een hooch vertreck, Sela! |
9 Komet, aenschouwet de daden des HEEREN; die verwoestingen op aerden aenrecht: |
10 Die d’oorlogen doet ophouden tot aen’t eynde der aerden, den boge verbreeckt, ende de spiesse ontwee slaet; de wagenen met vyer verbrandt. |
11 Latet af, ende wetet, dat ick Godt ben; Ick sal verhoocht worden onder de heydenen, Ick sal verhoocht worden op der aerden. |
12 De HEERE der heyrscharen is met ons; De Godt Iacobs is ons een hooch vertreck, Sela! |